Skip to content

Een antropologische blik op gender en economie

lova studiemiddag posterDoor Marina de Regt. Dat de economische crisis ook voor antropologen heel interessant kan zijn laat Joris Luyendijk regelmatig zien in zijn columns over het bankwezen. Maar dat antropologen zich ook bezig kunnen houden met de relatie tussen gender en economie is minder bekend. Economische antropologie besteedt vaak weinig aandacht aan genderrelaties, en ook feministische antropologen laten de economie vaak links liggen. Dit was een reden voor LOVA, de Nederlandse Vereniging voor Gender Studies en Feministische Antropologie, om haar jaarlijkse studiedag aan gender en economie te wijden. De titel van de middag, die op 13 juni aan de VU plaats vond, was “Feministische en Economische Antropologie/Economische en Feministische Alternatieven: Relevantie in Tijden van Werkloosheid en Crisis”.

               Ruim dertig VU-studenten antropologie woonden de studiedag bij, als onderdeel van het tweedejaars Onderzoekspracticum dat dit jaar in het teken van economische alternatieven voor de crisis stond. Zij deden in juni onderzoek naar initiatieven om de economische crisis tegen te gaan, zoals alternatieve muntsystemen, kledingruilinitiatieven, ruilevenementen, kook- en “eerlijke voedings”initiatieven. De studiedag was bedoeld om het belang van een genderperspectief te benadrukken. Er waren drie sprekers uitgenodigd. Erik Bähre, antropoloog en universitair docent in Leiden, gaf een overzicht van het denken over gender en economie binnen de antropologie, van “Marx tot nu”. Hij vertelde hoe er in de jaren 1970-1980 vooral vanuit een (neo) marxistisch perspectief werd gedacht over gender en economie, waarbij de nadruk lag op de productiemiddelen. Met de val van het Oostblok aan het begin van de jaren 1990 vond er een verschuiving plaats in de antropologie en was er weinig aandacht meer voor economie. In de 21ste eeuw is de economie weer in beeld gekomen, niet in de laatste plaats door de economische crisis. Nu ligt de nadruk op geld en financiën, en niet meer op productie. Bähre pleit voor meer empirisch onderzoek naar macht, relaties en verwantschap in economie: You need a human perspective when looking at economy”. Economie wordt door mensen gemaakt en moet als zodanig worden onderzocht. Etnografisch onderzoek is hier volgens hem dan ook de juiste manier voor. Het verschil met de vorige eeuw is echter dat we nu vooral kijken naar geld en financiën in plaats van naar bijvoorbeeld productiemiddelen. Het is belangrijk dat de economie benaderd wordt als iets dat gemaakt wordt door mensen. Daarom is economie zeer interessant en relevant voor de antropologie. Daarnaast houdt  antropologie zich ook bezig met machtsrelaties, en die spelen een belangrijke rol in de economie.

Florence Scialom heeft voor haar Masters thesis aan de Universiteit Leiden onderzoek gedaan naar Transition Town Totnes. Totnes is een klein Engels stadje van 8000 inwoners, waar een bepaald gedeelte van de bevolking probeert om een eigen alternatieve economie op te zetten, onafhankelijk van de kapitalistische wereldeconomie. Het initiatief is gebaseerd op het idee dat een lokale economie minder schade aan het milieu veroorzaakt en daardoor duurzamer is. Een belangrijke uitspraak die Florence oppikte in Totnes is:“You never change things by fighting the existing reality. To change something, build a new model that makes the existing model obsolete”. Scialom hoopt op een her-conceptualisering van de economie waarbij aandacht is voor alternatieve modellen. De scheiding tussen formele en informele economie moet bijvoorbeeld kritisch onder de loep worden genomen. Gender was geen focus in het onderzoek van Florence, maar zij ontdekte wel dat er zowel mannen als vrouwen actief waren in Totnes en dat zij flexibele ideeën hadden over mannelijkheid en vrouwelijkheid. De lezing van Florence sprak de tweedejaars studenten erg aan: zij zagen veel overeenkomsten tussen de idealen van de Totnes-inwoners en de initiatieven die zijzelf onderzochten.

            De derde lezing was van Gisela Dütting, antropoloog, activiste, en medewerkster van de Schone Kleren Campagne. Gisela vroeg zich in de eerste plaats af over wat voor crisis we het eigenlijk hebben. Er is niet alleen een economische crisis gaande maar er is ook een milieu-crisis, een crisis in de zorg, een politieke crisis, een crisis op het gebied van veiligheid etc. Al deze crises geven mensen een gevoel van onveiligheid en angst; we weten niet meer waar we aan toe zijn. Ze gaf een overzicht van feministische wetenschappers en activistes die al jaren nadenken over een herverdeling van de welvaart, van de zorg, van de economie, en vooral van ongelijke machtsverhoudingen (zoals Ruth Pearson, Gita Sen, Marilyn Waring en Diane Elson). De kracht van feministisch antropologen is dat zij oog hebben voor de lived realities van mensen, voor machtsverhoudingen en intersectionaliteit (de verwevenheid van gender, klasse, etniciteit en andere onderscheidingsprincipes), en voor situated knowledge. Daarnaast moeten wetenschappers zich met activisten verbinden. Alleen zo kan er sociale verandering teweeg worden gebracht. Als voorbeeld gaf zij de Schone Kleren Campagne, die wereldwijd de uitbuiting in de kledingindustrie aankaart.

Na afloop van de plenaire lezingen hebben de deelnemers in drie groepen onder leiding van een van de sprekers gediscussieerd. Voor de studenten was dit een uitgelezen moment om hun eigen onderzoeksprojecten te bespreken, en vragen te stellen aan de sprekers. Er waren levendige discussies, en iedereen ging met genoeg “food for thought” naar huis.

Marina de Regt is als universitair docent verbonden aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de Vrije Universiteit Amsterdam.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *