Skip to content

Het beschermen van cultuur: een ethische kwestie?

Door Rojan Bolling De trein van Galle naar Colombo is, zoals de meeste treinen in Sri Lanka, een gemoedelijk gevaarte. Een lange bruin-rode machine, enigszins verroest, vettig en deels zwartgeblakerd van de dieseldampen, die licht heen en weer schommelend door het tropische landschap voortzwoegt. Binnenin zitten mensen met elkaar te praten op de bruin-leren bankjes die eigenlijk net te klein zijn voor grote Westerlingen zoals ik. De mensen die geen zin hebben om zich over het kabaal van de rijdende trein heen verstaanbaar te maken turen uit het grote open raam naar de voorbijgaande stranden, palmbomen, en kleine huisjes die langs het spoor gebouwd zijn.

Tegenover mij zit een kleine vrouw van middelbare leeftijd waarmee ik aan de praat ben geraakt. Ze vertelt me dat ze in Galle naar het ziekenhuis is geweest waar er kanker bij haar is vastgesteld, dat ze bovendien in armoede leeft sinds haar hele familie en gezin door de tsunami in 2004 zijn gedood, en dat ze nu alleen nog haar zoon heeft en zich zorgen maakt over wie er voor hem zal zorgen als zij ook binnenkort zal overlijden. Haar zoon heeft bovendien binnenkort examens, maar ze kan het schooluniform niet betalen dat nodig is om daar aan deel te nemen. De boeddhistische tempel van haar dorp is te arm om haar te kunnen helpen, zegt ze, en daarom is ze ondanks dat ze boeddhistisch is in Galle naar de katholieke kerk vlakbij het ziekenhuis gegaan om daar aan de priester te vragen of hij haar kon helpen. Nadat ze haar verhaal daar had gedaan was volgens haar de eerste vraag die de priester stelde: “Ben je katholiek?” Dat was ze niet, dus daar kon ze het mee doen.

Dit verhaal zal er een van velen zijn, in een land dat net begonnen is aan wederopbouw na 26 jaar burgeroorlog, de tsunami, en de overstromingen dit jaar die een groot deel van de oogst verloren hebben doen gaan. Maar dit specifieke verhaal was voor mij ook een eye-opener wat betreft een belangrijk onderdeel van mijn onderzoek. In mijn gesprekken en interviews met boeddhistische monniken had ik al veel gehoord over christenen die arme mensen bekeerden in ruil voor geld en goederen, wat ze ook wel ‘unethical conversions’ noemden. En ik als antropoloog, ondergedompeld in hun wereldbeeld, begon er langzamerhand net zo verontwaardigd over te worden als zij. In een interview met een van de monniken die in het parlement zit voor de ‘Jathika Hela Urumaya’ (Partij van het nationaal erfgoed) vertelde deze monnik dat christelijke bekeringen een van de redenen zijn dat een boeddhistische partij zoals de zijne nodig is. En hoesel deze noodzaak voor directe politieke participatie (en de manier waarop dit gebeurt) een omstreden kwestie is onder monniken, heerst er wel een algemeen gevoel dat de boeddhistische moraal van de samenleving onder druk staat.

De vraag is nu wat hier aan gedaan moet worden. De JHU-monnik erkent, net als de meeste andere monniken, dat het wat de bekeringen betreft een probleem is van sociaal-economische omstandigheden. Echt arme mensen zijn niet in de positie om hulp af te wijzen, en veel van deze mensen hebben wel iets anders aan hun hoofd dan door middel van een zorgvuldige vergelijkende studie te bepalen welke religie het meest bij hen past. Als het de katholieke kerk is die hen heltt, waarom dan niet bekeren? Ook blijft het een vraag of deze bekeringen wel echt zo gedwongen zijn, want niet alle priesters zullen het katholiek zijn als voorwaarde aan hulp stellen. Christelijke NGO’s die in rampgebieden werken worden namelijk ook beschuldigd van het bekeren van mensen, soms wel hele dorpen tegelijk. En deze beschuldigingen hebben er toe geleid dat de JHU, onsuccesvol, heeft geprobeerd een wet te introduceren die dit soort bekeringen illegaal maakt.

Maar als we onze antropologische bril weer even opzetten en gaan redeneren vanuit de persoon, dan is het logisch van deze arme mensen dat ze hulp aannemen wanneer het hen wordt aangeboden. En is het dan zo dat christenen hen deze hulp dan moeten weigeren of niet moeten aanbieden? Dat monniken deze ontwikkelingen vervolgens met argusogen bekijken, en zich zorgen maken over het boeddhisme in Sri Lanka is ook niet meer dan logisch. Antropologisch gezien duidt dit op de sociaal-culturele invloed van veranderende omstandigheden, die vervolgens door ieder op zijn eigen manier worden geïnterpreteerd. Maar is dit nu echt onethisch te noemen? Het betrekken van ethiek bij deze kwestie duidt op het vermoeden van een onderliggende motivatie, en men zegt ook wel dat de hulp stopt zodra de mensen bekeerd zijn. Het zou in dat geval dus gaan om een bewuste poging tot verchristelijking van de samenleving, klinkt dat bekend of niet? En of dit nu waar is of niet, je kan je afvragen of de bescherming van de boeddhistische cultuur en religie het waard is om sommige van deze mensen hulp te ontzeggen. Misschien is het lot van deze mensen belangrijker dan onethische bekeringen, met wat voor motieven en gevolgen dan ook? Ik ben er nog niet uit, mijn respondenten wel, en dat blijkt stof voor interessante gesprekken!

Rojan Bolling is masterstudent Social and Cultural Anthropology aan de VU. Hij doet op dit moment veldonderzoek in Sri Lanka naar de rol van boeddhistische monniken in de samenleving en hun politieke betrokkenheid.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *