Skip to content

Jongeren in Burundi(2): over demobilisatie en (on)vrede

Bujumbura, Burundi (foto Lidewyde Berckmoes)

In oktober 1993, drie maanden na de presidentiële verkiezingen in Burundi, werd de president vermoord. In het kleine Afrikaanse land begon toen een burgeroorlog die anderhalf decennium zou duren. Anno 2009 is er geen oorlog in Burundi. Of er vrede is, is een kwestie van interpretatie. Of de oorlog tot de verleden tijd behoort, is speculatie.

Hoewel het eerste vredesakkoord dateert uit het jaar 2000, heeft de bevolking van Burundi tot dit jaar moeten wachten voordat de laatste rebellengroep zich omvormde tot een politieke partij. Dat was een paar maanden geleden. De meeste rebellen zijn inmiddels gedemobiliseerd en velen hebben een klein bedrag ontvangen om een nieuwe start te maken met hun leven. De oorlog is dus voorbij. Maar daarmee is de kous niet af. Onder de gedemobiliseerde rebellen bevinden zich veel ontevreden mensen, onder wie vele ontevreden jongeren. De vraag die nu vaak gesteld wordt is of hun onvrede een bedreiging vormt voor duurzame vrede.

De onvrede wijten de jonge voormalige rebellen aan veel verschillende gronden. Ten eerste zijn velen uiteindelijk nooit officieel gedemobiliseerd en zijn dus met lege handen naar huis gegaan. Ze waren of vertrokken voor de demobilisatieprogramma’s startten, of vonden een andere naam ingevuld op hun plek op de lijst van begunstigden. Daarnaast, waar de internationale gemeenschap het bedrag dat de gedemobiliseerde troepen krijgen ziet als een aansporing voor een nieuwe start, zien vele ex-rebellen het als een compensatie voor hun ‘werk’ de afgelopen jaren. Maar wat is een compensatie van 50 dollar op jarenlang afzien en vechten in de bossen? Bovendien, een nieuwe start, hoe kan dat met maar 100 dollar? Diegenen die het geluk hebben geïntegreerd te worden in het regeringsleger of de politie, zij die, met andere woorden, een baan krijgen, uiten onvrede over de lage rang die ze krijgen ‘terwijl ze zelfs een schooldiploma hebben!’.

Ideologisch is er ook niet veel gewonnen. Sommigen vertellen gedesillusioneerd geraakt te zijn in de beweging die zogenaamd als één van de weinigen werkelijk hart had voor haar zaak – het lot van de Hutu bevolking. In de omvorming tot politieke partij heeft de beweging haar naam moeten veranderen en daarmee, zo vinden velen, haar missie moeten verloochenen. Palipehutu-FNL heet nu simpelweg FNL. Daarnaast lijkt zij in het onderhandelingsproces haar ‘basis’ vergeten. Jonge mannen en vrouwen die jarenlang financiële steun hebben gegeven of de wapens hebben opgepakt, voelen zich in de steek gelaten. Zij zijn nog net zo slecht af als voorheen: geen geld, baan of toekomst. Ook deze beweging bleek voor hen een partij met mooie praatjes die uiteindelijk alleen voor het eigen gewin ging. Tenslotte verklaarde een van de jonge ex-rebellen: ‘Ik ging bij de beweging toen ik 9 was omdat mijn vader was vermoord door de regering. Maar ik heb mijn vader niet teruggekregen. Ik ben alleen maar heel veel vrienden verloren.’

Vrede hebben deze jongeren niet. In de volksmond wordt het vaak als oorzaak gezien van ‘de oorlog van de diefstal’, die de plaats van de voorbije oorlog lijkt te hebben ingenomen. De vele kleine wapens nog in omloop spelen daarin een rol.

Of de onvrede zal betekenen dat de oorlog weer hervat zal worden is voor iedereen onduidelijk. Met de verkiezingen in het zicht heerst er grote onzekerheid. De spanning tussen verschillende partijen loopt hoog op. Maar de jeugd lijkt zich wel bewust van het feit dat zij ‘gemanipuleerd’ zijn om te vechten door de mensen in hogere posities. Een probleem is echter dat er weinig goede alternatieven zijn om een leven op te bouwen buiten de macht van deze ‘politici’.

Vincent, een jongen van 23, stelt: “Alles is politiek in Burundi. Naar school gaan, een baan vinden, een huis huren… alles”. Hij speelt het spel daarom mee door nu zijn banden aan te sterken met een nieuwe politieke partij die belooft (welke niet?) mensen in Burundi aan een baan te helpen. Daarnaast werkt Vincent aan een ontsnapping aan dit leven via de Green Card loterij van de Verenigde Staten. Als een herinnering aan zijn hoop en angst sluit hij ieder sms-je af met de handtekening “Time will tell”.

Door Lidewyde Berckmoes, promovendus aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie (VU). Ze doet onderzoek naar de rol van jeugd in de wederopbouw van post-conflict Burundi. Ze zit nu in Bujumbura, de hoofdstad van Burundi, voor haar eerste veldwerkperiode.

Zie ook Lidewyde’s vorige bericht vanuit Burundi: “bakstenen en wantrouwen”.

Ellen Bal schreef eerder een bericht voor Standplaats Wereld over de in ontwikkelingslanden gekoesterde hoop om naar het westen te migreren: “Nederland is vol (of was het nou de wereld?)”.

3 Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *