Skip to content

Mijn hart brandt

Holocaust museum Ilya Boyandin copyright
Het Holocaust Monument in Berlijn. © Ilya Boyadin, via Flickr creative commons.

Door Saskia Jenelle    We zijn op weg naar Berlijn en in mijn gedachten passeren de hoogtepunten van de stad de revue. Bij het Holocaust Museum stokt het. Ik noem het steeds verdriet, wetende dat ik nog niet de juiste benaming heb gevonden voor het indringende, hete gevoel dat mijn borstkas opeet, de nachtmerries, het gebrek aan concentratie en de reden dat dikke, trage tranen dagelijks langs mijn wangen glijden. Zachtjes wiegend in de autostoel zie ik mezelf tussen de grote betonblokken van het monument lopen, en in ene kan ik het duiden. De verstikkende, rauwe pijn van binnen is rouw.

Het Holocaust Monument ligt aan de Hannah-Arendt-Stra?e. Filosofe Arendt heeft aangegeven dat je mensen ‘overbodig’ maakt als je ze radicaal uitsluit. Dagelijks lopen geïlligaliseerde mensen in de stad Amsterdam tussen betonblokken van flatgebouwen, overleven ze tussen muren van verlaten betonnen kantoorpanden en worden ze uitgesloten middels betonnen opvattingen. Deze dolende mensen zijn mij intens dierbaar vanwege de oprechtheid van het contact tussen ons, de integriteit waarmee ze vasthouden aan hun geloof en principes, en de wil en moed waarmee ze hun ziel en menselijkheid trachten te beschermen.

Ik rouw om het gebrek aan compassie, om de aantasting van solidariteit, om het verlies van menselijke potentie, om mijn verbijstering dat mensen ogenschijnlijk de geschiedenis vergeten, om mijn diepe teleurstelling in de medemens, om de wanhoop die ik bij de vluchtelingen voel, om de wreedheid van uitsluiting, om hen die langzaam en soms geheel kapot gaan door het restrictieve handelingsrepertoire, om het criminaliserende klimaat ten aanzien van vluchtelingen onderricht in het Westers dominante discours, om de mensenlevens die gebruikt worden voor politieke en economische doeleinden, om de gijzeling van het heden in de liminele gevangenis waarin tijd onmeetbaar is geworden; en ik rouw om menselijke waardigheid die weinig betekenis lijkt te hebben. Het versplintert mijn hart.

Het gevoel wordt steeds sterker dat ik moet ingrijpen om mezelf niet te verliezen in onmacht, cynisme en fatalisme. Het maakt me namelijk zwak. Ik betrap mezelf op compartimentering en reïficatie van ‘het andere kamp’ en deze vormen van ontmenselijking en uitsluiting verharden mijn ziel en ondermijnen mijn mensbeeld, waarin solidariteit, hoop en vreedzaam verzet centrale waarden zijn. Ik realiseer me dat mijn machteloze gevoel mij de innerlijke kracht tot actie ontneemt en dat zal ongetwijfeld de verzwaring van mijn hart hebben gevoed. Ik moet terugkeren naar mijn kernwaarden nu het erop aan komt.

Ingesloten door de hoge betonblokken van het Holocaust Monument zie ik in de verte groene bladeren van bomen zachtjes heen en weer wuiven. Alsof ze me uitnodigen om naar voren te lopen, daar waar de betonblokken mijn uitzicht minder belemmeren. Geen foto kan de dynamiek en de kracht van het monument in zijn geheel vastleggen en ik realiseer me dat dát de les is die ik moet meenemen om weer in mijn kracht te komen; wisseling van perspectief, van afstand, van niveau en van intensiteit is nodig om verhalen te kunnen delen zonder opgeslokt te worden, en ter voorkoming van eenzijdige beeldvorming. Door het verdriet is de focus teveel naar rouw verlegd, waardoor humor, creativiteit en veerkracht naar de achtergrond zijn verschoven.

Thuis herlees ik de pamfletten van verzetsstrijder Stéphane Hessel en het dringt tot me door dat ik vergeten ben om hoop als katalysator te gebruiken. Niet per se de hoop voor de individuele mens, maar hoop voor een denken waarin verbinding in plaats van polarisatie centraal staat, hoop voor besef dat er meerdere complexe werkelijkheden naast elkaar kunnen bestaan en hoop dat er op een dag gekozen wordt voor dialoog in plaats van wapentuig.

Hannah Arendt omschreef ‘het kwaad’ als banaal en ik begin langzaam te snappen dat precies daar de ruimte voor verandering te vinden is – structuren worden gemaakt in het sociale verkeer tussen mensen en zijn derhalve fluïde. Stéphane Hessel roept op om verontwaardiging om te zetten in (vreedzaam) verzet en te zoeken naar manieren om ‘de weg van de hoop’ te ontsluiten. Daarom mag ik niet toestaan dat verdriet en angst de aanjager worden van mijn verzet, maar zal ik mij verzetten, zoals Hessel zegt ‘in naam van je verantwoordelijkheid als mens’. Ik zal me laten sterken door zijn verwijzing naar Hegel, die zegt dat de geschiedenis zich schoksgewijs ontwikkelt: ‘het is een aanvaarden van uitdagingen’.

De dochter van een van mijn vluchtelingenvrienden heeft dezelfde naam als mijn moeder en hijzelf is op dezelfde dag geboren als mijn moeder. Deze symbolische verbondenheid zal mijn anker voor hoop worden om mijn ogen gericht te houden op wat achter de horizon ligt – dat pad is nog niet gelopen!


Saskia Jenelle is studente van de master Sociale en Culturele Antropologie aan de VU en is momenteel bezig met haar veldwerk. Dat vindt plaats in Amsterdam en richt zich op vluchtelingen zonder papieren. Ze richt zich op de vraag hoe vluchtelingen en de vrijwilligers die met hen werken ontmoetingen met ‘anderen’ ervaren, en hoe deze ontmoetingen hun blik op menselijke waardigheid beïnvloeden (zie ook haar vorige blog op Standplaats Wereld). Onlangs zette ze de volgende reflecties op papier, die maar al te goed aansluiten bij de constante berichtenstroom over vluchtelingen die de afgelopen zomer de Europese media in beslag nam.

One Comment

  1. Murat Gunduz Murat Gunduz

    Prachtig geschreven!

Leave a Reply to Murat Gunduz Cancel reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *