Skip to content

Misdaad met bovennatuurlijke hulp

Foto uit de krant La Razón van 5 juli 2009
Foto uit de krant La Razón van 5 juli 2009

De recherche in La Paz, Bolivia, was niet verbaasd toen ze in het kamertje van een bende moorddadige misdadigers een tweetal schedels aantrof op een soort altaartje. De schedels droegen wollen mutsen, waren omringd door bloemen en cocablaadjes, en er stak een sigaret tussen hun vergeelde en onregelmatige gebit. De mensen van de recherche wisten ook onmiddellijk wat te doen: ze plasten eerst op de schedels en sloegen ze daarna in stukken. Daarmee, zo wisten ze, wendden ze mogelijk ongeluk af, dat zou kunnen worden berokkend door de bovennatuurlijke krachten die aan de kant van de criminelen stonden. Voor alle zekerheid zouden ze bovendien geen gebruik maken van mogelijke bewijsstukken die in dat kamertje werden gevonden.

Wie zou denken dat misdadigers en politie beide altijd zo sluw, rationeel en klinisch mogelijk opereren in hun onderlinge strijd, komt in Bolivia bedrogen uit. De misdaad en de misdaadbestrijding zijn er verzadigd van ceremonieel en ritueel.

Concreter: tussen de steden La Paz en de aangrenzende, hooggelegen en jonge stad El Alto ligt een korte snelweg. In één van de vele bochten van die weg bevond zich ooit, in de berm, een steen die, naar verluid, het aangezicht van de duivel weerspiegelde. Drie jaar geleden is op hoger gezag die steen daar weggehaald en vernietigd. Maar de plek verloor haar functie niet: misdadigers van allerlei kaliber komen erheen om, vóór ze op pad gaan, aan de boze geesten die daar heersen te vragen om een flinke buit, en te verzoeken hen uit handen van de politie te houden. Daartoe worden alcohol en cocabladeren gestrooid, offerandetableau’s verbrand, en soms bloed gesprenkeld.

Het repertoire van rituele handelingen is daarmee nog lang niet uitgeput: de politie is ermee vertrouwd in de kofferbak van de auto’s van delinquenten bloeiende bremtakken aan te treffen (die maken het voertuig betrouwbaarder tijdens de vlucht), en in hun huizen schedels omringd door offerandes te vinden. Ook weet de politie dat de as die om een beroofd huis wordt gevonden van de delinquenten afkomstig is: het is menselijke as die bewerkstelligt dat de bewoners tijdens de inbraak niet ontwaken. Na een straatroof wordt soms een foto van het slachtoffer (afkomstig van identiteitskaart of rijbewijs) tussen de tanden van het ‘huis-schedeltje’ geklemd. Dat zorgt ervoor dat het slachtoffer tijdens de ondervraging door de politie verward raakt en inconsistente getuigenissen aflegt.`

De misdadigers die voor moord niet terugdeinzen kennen ook hun rites: van een gevangen muis hakken ze de staart af, en daarmee wrijven ze hun handen vóór ze de straat opgaan. Dat geeft ze moed en het wakkert de angst van de slachtoffers aan. Indien ze het lijk zelf begraven, doen ze dat met het gezicht naar beneden. Daarmee wordt bereikt dat, mócht de dood niet zijn ingetreden, het slachtoffer na ontwaken zich dieper zal ingraven in plaats van naar boven te reiken, en er wordt mee bereikt dat de geest van de overledene niet de hemel kan inkijken om gerechtigheid te vragen. Verder wordt, voor de zekerheid, de broek tot op de enkels naar beneden gestroopt: de geesten van de overledene kunnen dan de achtervolging niet inzetten.

Gelukkig zijn ook politie en familieleden van het slachtoffer niet voor één gat gevangen. De politie weet dat het urineren over de rituele voorwerpen van de delinquenten een adequaat middel is tegen mogelijk onheil. Voor de zekerheid zullen ze deze voorwerpen ook nooit gebruiken in het onderzoek. Verder wordt er verteld dat ook de recherche een schedeltje heeft staan….

De familieleden van het slachtoffer zullen vier rondjes rondom het gedolven graf lopen, om zo de geest van de overledene op het spoor van de dader te zetten. Vóór ze de dode in de kist leggen, zullen ze vaak aarde van de plaats waar deze werd gevonden in de kist strooien. Het gewicht van de dode op deze aarde brengt de dader in het nauw, waardoor deze zich gemakkelijker zal laten arresteren. Daarnaast gebeurt het vaak dat de begrafenis pas na zes dagen plaatsvindt: op de zesde dag ‘spreekt de dode’, via een yatiri, een shamaan, die met alcohol en speciale voorwerpen de dode daartoe uitnodigt. Tenslotte wordt de dode gedurende het eerste halfuur met het gezicht omlaag in de kist gelegd: zijn of haar gewicht ‘verplettert’ op deze manier de dader.

Statistieken over de effectiviteit van al deze ceremoniële handelingen en rituelen zijn niet beschikbaar. We weten alleen dat het niet ongewoon is een Boliviaan op de vraag of hij bijgelovig is te horen antwoorden: “nee zeg, dat brengt ongeluk!”. Overigens is Bolivia nog steeds een relatief veilig land, voor toeristen, Bolivianen en ook voor antropologen.

Door Ton Salman, universitair hoofddocent bij de afdeling Sociale en Culturele Antropologie (VU). Salman verblijft de helft van het jaar in Bolivia. Hij houdt zich onder andere bezig met sociale bewegingen en burgerschap. Zijn regionale specialisatie is Latijns-Amerika.

Salmans vorige bericht vanuit Bolivia ging over heikele politieke vraagstukken rondom burgerrechten versus gemeenschapsrechten.

4 Comments

  1. Joan van Wijk Joan van Wijk

    Wat een geweldig verhaal!

  2. Hanneke Minjan Hanneke Minjan

    Prachtig verhaal, lijkt wel een thriller.

  3. […] gemeenschapsrechten, over coca en cocaïne, over hoger onderwijs in Nederland en in Chili, over misdaad en het verband met het bovennatuurlijke, over de hoofddoekjesdiscussie, over de claxon, over goud, en over […]

Leave a Reply to Joan van Wijk Cancel reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *