Skip to content

Veldwerk-turbulenties

 

SpW sokkelDoor Ton Salman   Veldwerk – de antropologen zijn er zo trots op en tegelijkertijd zo zorgelijk over. Het is wat ons onderscheidt van veel andere disciplines. Het is ons keurmerk, het levert ons de eigen-aard en kwaliteit van onze gegevens, en het biedt ons het mooiste type “data” dat bestaat: verhalen. Maar we worden toch vaak een beetje onzeker als men doorvraagt over de systematiek, de herhaalbaarheid, de controlemechanismen, de operationalisatie, de rubricering van de gegevens.

-“Wat doé je dan precies, qua onderzoekstechniek?”

-“Nou ja, je hangt rond met de mensen, je doet mee met de dingen, je kletst over de koetjes en de kalfjes, je vraagt eens dóór over hoe het zit, je drinkt een biertje (of chicha, of thee, of palmwijn, of mate, of aguardiente) met ze, je trekt óók een dikke jas aan of je smeert óók bug repellent in je nek, je hobbelt overal achteraan, je houdt je ogen en oren open – en dat hou je dan lange tijd vol.”

-“En dat noemen jullie wetenschap?”

 We zullen moeten toegeven, het is een kwetsbare manier van doen. Onze “data” zijn niet zo hard in statistische termen, of in termen van de controle van omgevingsfactoren. Ze zijn echter keihard in het nauwkeurig optekenen van precies die omgeving, en dát is nou precies de setting waarin mensen dagelijks handelen. En om die continue stroom van handelingen, van interactie, van de “gedachtenloze gedachten” die mensen daarin onophoudelijk begeleiden, daarom gaat het ons. En daar kan een laboratoriumexperiment, of een thema-specifieke opiniepeiling ons weinig over vertellen. Laat dat punt één zijn in onze uitleg van het belang van zo’n aanpak.

            Maar zoals gezegd: het is kwetsbaar. Je bent het, in laatste instantie, als persoon die het waar moet maken. Het hangt van jou af, van je vermogen te luisteren en kijken, te interpreteren, en getrouw maar persoonsgebonden te hervertellen. Het hangt niét af van je waterdichte onderzoeksdesign, of van je doortimmerde variabelen-lijst.

Ik wil nu overigens niet toe naar het (naar mijn overtuiging) marginale verschijnsel van fabulerende of scheve-schaatsen-rijdende antropologische onderzoekers – daarover lazen we de laatste tijd al teveel. Het gaat me in deze kleine bespiegeling om iets anders.

            Ik had onlangs opnieuw weer eens inzage in een aantal veldwerkrapporten van onze recent teruggekeerde masterstudenten. En liet me opnieuw raken door het bijzondere soort van leren dat in veldwerk ligt besloten. Het gaat immers niet alleen om het vergaren van veel en adequate gegevens, of om hoe hard je liep om die gegevens te krijgen, en hoe vol je je fieldwork-diary wel niet schreef. De kwestie is dat je zelf onderdeel bent van de turbulentie van wat je daar zo dagelijks doet. Dat levert de ervaring op dat – vooral– de mislukkingen, gebroken verwachtingen, flaters, onwil of zelfs vijandigheid, niet zomaar vervelende dingen buiten jou om zijn, maar jouzelf van je sokkel slaan. Of onzeker en een beetje verweesd maken. Je vertrouwde “biotoop” van thuis, om je hart eens uit te storten, en die dan vervolgens kan relativeren, is even niet beschikbaar. En dus schrijven studenten treffende dingen als (ik anonimiseer en vertaal het even):

-“Ik ben een typisch Nederlandse meisje. Dus meisjes wilden niet met me praten, en jongens wilden niet over m’n onderzoek praten”

-“Hoewel ik alles probeerde om een attent, “objectief” onderzoeksinstrument te zijn, realiseerde ik me m’n totale mislukking, domweg omdat ik het was”

-“Ik probeerde met zoveel mogelijk mensen een band te sluiten maar het was niet goed genoeg. Ik was uiteindelijk alleen en ellendig, ik was ongewenst en werd genegeerd, men begreep mij niet en wantrouwde mijn bedoelingen”

-“Accepteren dat ik onmachtig was om mijn ervaringen in woorden om te zetten die de mensen thuis zouden begrijpen, was heel moeilijk voor me”.

 Het zijn maar fragmentjes, maar ze verwoorden treffend hoe heftig veldwerk kan zijn en hoe je jezelf soms een beetje moet her-uitvinden om ermee in het reine te komen – en er rijker vandaan te komen.

Het Nederlands heeft een hele reeks uitdrukkingen voor dat wat veldwerk niét met je doet: “hij liet het langs zijn koude kleren afglijden, zij liet zich niet van haar apropos brengen, hij haalde er z’n schouders over op, zij werd er niet heet of koud van, het was hem worst, het zou haar klomp niet roesten, het liet hem Siberisch, het zou haar tijd wel duren… ”. En er zijn er nog veel meer. Antropologisch veldwerk is precies het omgekeerde van dat alles: het is heel erg heet en koud worden, en grondig van je apropos raken. Door te schrijven en te vertellen, proberen we dan dat apropos weer te vinden.

2 Comments

  1. drs ing Henk Uijttenhout drs ing Henk Uijttenhout

    Rond 1975 zei een wetenschappelijk medewerker mij: “Je hebt lies, big lies, goddamned lies and statistics”. Hij was zelf ook technicus en dat (relativerend) moment is me altijd bijgebleven. In december volgde ik bij dr Frans Kamsteeg een module van een postac. studie en werd ik weer geconfronteerd met de mogelijkheden en moeilijkheden van dit type onderzoek, waarin ik indertijd ben afgestudeerd. Als je geen belangstelling hebt voor mensen in hun leefwereld, hoef je er niet aan te beginnen. Toch is het dikwijls een waardevol onderdeel van het begrijpen van organisaties, waar ik door problemen daar bij betrokken raak. Hoe medewerkers met hun taalgebruik over hun werksituatie praten, dat is typerend, varierend en soms moeilijk bij anderen duidelijk te maken wat men er precies mee bedoelt. Je moet er in feite zelf bij zijn geweest, maar dat maakt het ook moeilijk om correct te beschrijven. Minzberg had het al over “structure follows strategy, culture follows structure”. Het is wellicht meer een elkaar beinvloedend proces onder mensen en hun (machts)posities.

Your email address will not be published. Required fields are marked *