Skip to content

Wat heeft afkomst met zelfmoord te maken?

foto door Rico

foto door Rico

foto door Tin Green

“Hulde voor uw proefschrift”, luidde de lof die Diana van Bergen kreeg toegezwaaid tijdens de verdediging van haar dissertatie aan de Vrije Universiteit. Op donderdag 25 juni promoveerde Van Bergen op het onderzoek naar het suïcidaal gedrag (zonder dodelijk afloop) bij jonge vrouwen van Hindostaanse, Marokkaanse en Turkse afkomst. Zij wilde weten wat de relatie is tussen hun afkomst en migratie achtergrond. Aanleiding voor het onderzoek waren verontrustende cijfers over relatief hogere zelfmoordpogingen bij Hindostaanse meisjes in vergelijking met Nederlandse seksegenoten. De bekende socioloog Emile Durkheim heeft al in 1897 zijn klassieke studie over zelfmoord gepubliceerd. Hij gaat er van uit dat het aantal zelfmoordcijfers in een samenleving iets zegt over de aard van die samenleving. Mensen die te veel of te weinig gebonden en verbonden zijn, blijken kwetsbaar te zijn voor zelfmoord. Volgens Van Bergen hadden haar respondenten geen goede balans tussen gebondenheid en geborgenheid. Ook tegenwoordig blijken deze theoretische inzichten nog steeds actueel te zijn.

Uit verschillende kwantitatieve gegevens kwam naar voren dat meisjes van Turkse en Hindostaanse afkomst vaker aan zelfmoord denken dan Nederlandse en Marokkaanse jongeren. Risico factoren als een ouder met psychische problemen of een alcohol of drugsprobleem, seksueel en lichamelijk misbruik, of een conflictueuze gezinssituatie zijn bekende redenen voor suïcidaal gedrag, maar konden de etnische verschillen niet verklaren. Het is voor een antropoloog goed om te horen dat het antwoord op deze vraag van de kwalitatieve methoden moesten komen.

Van Bergen heeft onder andere 47 biografische interviews gehouden met jonge vrouwen. Deze levensverhalen hebben haar inzicht gegeven in de betekenisgeving van de problematiek, en hoe meisjes tegen hun eigen situatie aankijken. Maar wat bepaalt nu de verschillen tussen deze groepen? Meisjes blijken weinig inspraak te hebben in de keuze van hun huwelijkspartner, school, werk of over weinig bewegingsvrijheid te beschikken. In 1992 heb ik samen met twee Surinaamse onderzoekers ook al dit soort problemen gesignaleerd bij Marokkaanse, Turkse en Surinaamse wegloopsters. Maar daarom probeer je toch geen zelfmoord te plegen? Er zijn zo veel meisjes die thuis beperkt worden in hun autonomie.

Het onderzoek toont aan dat bij Nederlandse en Hindostaanse jonge vrouwen vooral het gebrek aan gebondenheid en verbondenheid met ouders of familie doorslaggevend is. Hierbij moeten we denken aan jongeren die door hun ouders om allerlei redenen verwaarloosd worden. Marokkaanse en Turkse respondenten hebben daarentegen meer te maken met een te sterke verbondenheid. Dat wil zeggen dat zij te weinig zeggenschap hebben over hun eigen leven, over de strategische levenskeuzen. In het boek zijn hierover indrukwekkende verhalen te lezen, die mij nogal somber stemmen omdat ze zo bekend klinken. We zouden bijna vergeten dat het met de meeste migranten jonge vrouwen goed gaat.

Van Bergens studie is een geslaagd voorbeeld van interdisciplinair onderzoek, waarbij belangrijke sociologische, psychologische en antropologische inzichten bij elkaar zijn gebracht. Sterk vind ik de vergelijking met de Nederlandse jonge vrouwen, hierdoor wordt voorkomen dat migrantengroepen apart worden gezet als exotisch en bijzonder. Tijdens haar verdediging benadrukte Van Bergen dat een vergelijking met migranten vrouwen alleen geldt voor Nederlandse jonge vrouwen uit hetzelfde sociaaleconomische milieu. Dit bleek niet eens zo makkelijk, omdat in de patiënten dossiers geen klasse werd geregistreerd.

De combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve methoden is ook een sterk punt in het onderzoek. Het betekent dat de bevindingen makkelijker gegeneraliseerd kunnen worden. Niettemin was het goed dat tijdens de promotie de vraag werd gesteld waarom wel de beperkingen van de kwalitatieve methode maar niet die van de kwantitatieve methode ter discussie ter discussie staan. Alsof de laatste wel objectief zou zijn.

Door Lenie Brouwer, universitair docent bij de Afdeling Sociale en Culturele Antropologie (VU). Zij heeft eerder onderzoek gedaan naar Marokkaanse en Turkse meisjes die van huis zijn weggelopen.

Luister naar Diana van Bergen in het radio5 programma Dichtbij Nederland.

Geciteerde boeken

Diana D. van Bergen (2009) Suicidal Behavior of Young Migrant Women in The Netherlands. A Comparitive study of Minority and Majority Women. Amsterdam: Vrije Universiteit.

L. Brouwer, H. Josias en B. Lalmahohed (1992) Andere tijden, andere meiden. Meisjes van Marokkaanse, Turkse, Hindostaanse en Creoolse afkomst die van huis zijn weggelopen. Utrecht: Jan van Arkel.

Zie voor meer informatie de website van Diana van Bergen.

2 Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *