Skip to content

Claude Lévi-Strauss overleden

Claude Lévi-Strauss
Claude Lévi-Strauss (foto afgeleid van een screenshot door Phnk)

Door Birgit Meyer

Op 31 oktober overleed de Franse antropoloog Claude Lévi-Strauss op de leeftijd van bijna 101 jaar. Vorig jaar werd op 28 november in het Musée du Quai Branly in Parijs, en op veel andere plaatsen in de wereld, zijn honderdste verjaardag gevierd. Hij geldt als een van de grootste antropologen in de wereld. Eerder dat jaar publiceerde de Franse uitgever Gallimard in de vermaarde Bibliothèque de la Pléiade een selectie van zijn werk, beginnend met Les Tristes Tropiques uit 1955 en eindigend met zijn laatste boek Regarder, Ecouter, Lire uit 1993.

Gewoonlijk verschijnt in deze reeks alleen werk van overleden geleerden, maar in dit geval was het de laureaat zelf die de selectie heeft samengesteld, waarvan in de loop van dit jaar al meer dan 20.000 exemplaren zijn verkocht. Lévi-Strauss was niet alleen lid van de Academie Française maar ook buitenlands lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van wetenschappen (KNAW), sectie Maatschappij en Gedragswetenschappen.

Lévi-Strauss werd als zoon van een kunstschilder in Brussel geboren, maar bracht het grootste deel van zijn leven in Frankrijk door. Hij studeerde rechten en filosofie, maar had en heeft ook een passie voor muziek en kunst. Als docent aan de universiteit van São Paulo in Brazilië maakte hij tussen 1935 en 1939 een aantal excursies naar het binnenland, waardoor hij gefascineerd raakte door de complexe cultuur van verschillende groepen Indianen zoals de Bororo en de Nambikwara.

Diep onder de indruk van de ontmoeting met vertegenwoordigers van volstrekt andere sociaal-culturele organisatievormen ontdekte hij de etnologie – niet zozeer de toen in Frankrijk in het kielzog van Émile Durkheim en Marcel Mauss vigerende leunstoeletnologie, maar de op daadwerkelijk veldwerk gebaseerde Angelsaksische traditie van Franz Boas, Robert Lowie en Bronislaw Malinwoski.

Toen hij tussen 1942 en 1945 als Joodse vluchteling aan de New School for Social Research te New York verbonden was, kwam hij in de ban van het werk van de linguïst Roman Jacobson. Hij was toen al jaren geboeid door de geologie, het marxisme, en de psychoanalyse. Deze op het eerste gezicht nogal verschillende disciplines — die hij eens als zijn drie ‘maîtresses’ kenschetste — hebben met elkaar gemeen, dat ze de onder het oppervlak van allerlei verschijnselen verborgen structuren bloot trachten te leggen.

Jakobsons structuralistische taaltheorie stimuleerde hem tot het ontwikkelen van de structuralistische antropologie. Die heeft tot doel om op basis van een analyse van de verhoudingen tussen alle elementen van een systeem in termen van contrasterende en analoge reeksen een verborgen infrastructuur te ontwaren. Zo dringt de structuralistische antropoloog – net als de geoloog- van laag tot laag door, tot de dieptestructuren van het denken.

Zijn werk is in meerdere opzichten baanbrekend. Zo heeft zijn alliantietheorie, die het centrale belang van huwelijkssluiting via de uitwisseling van vrouwen benadrukt, een aardverschuiving teweeg gebracht in de antropologie van verwantschap die tot dan toe vooral gericht was op afstamming. In de context van zijn onderzoek naar totemisme formuleerde hij de beroemde stelling: “dieren zijn niet alleen goed om te eten, maar ook om mee te denken.”

Ook de bestudering van mythen is door Lévi-Strauss wezenlijk gevormd. Een mythe is voor Lévi-Strauss een vergrootglas dat zicht geeft op de manier waarop mensen altijd hebben gedacht — reden waarom hij decennia van zijn leven heeft gewijd aan de nauwkeurige bestudering van mythische structuren en de analyse van het ‘wilde denken’.

Sinds de jaren 60 heeft Lévi-Strauss — zoals dat een grote, creatieve denker past — ook veel kritiek van antropologen en andere sociaal wetenschappers gekregen, met name vanwege zijn voorkeur voor het blootleggen van universeel gedeelde structuren waardoor historische processen en de rol van macht in de dynamiek van culturele verandering nauwelijks aandacht krijgen. Op dit moment zijn het met name de cognitiewetenschappen die Lévi?Strauss als een hunner (her)ontdekken en hem, zeker niet ten onrechte, zien als wegbereider voor de wetenschappelijke bestudering van de natuur van het denken.

Lévi?Strauss sprak echter, mede dankzij zijn goed toegankelijke meesterwerk Les Tristes Tropiques, ook tot een breder publiek. Het nieuwe antropologie?museum aan de Quai Branly is geconcipieerd in de geest van zijn benadering. Uit de grote belangstelling voor zijn werk blijkt dat Lévi?Strauss ook in het begin van de 21ste eeuw nog heel veel te bieden heeft.

Zijn gedurfde aanpak om specifieke esthetische vormen, zoals partituren, met rationele, meer typisch wetenschappelijke expressievormen te combineren, onderstreept het belang van het overdenken en overschrijden van conventies waarin we als wetenschappers gesocialiseerd en gevangen zijn. Zijn radicale afwijzing van een goedkoop humanisme, dat universaliteit baseert op een visie van de Westerse mens, noopt ons om cultureel verschil serieus te nemen.

Zijn passie voor volkeren die nog op een andere manier omgingen met elkaar en de natuur dan in het Westen het geval was, en zijn kritische kijk op de verwoestende implicaties van globalisering, kunnen gezien worden als een vroeg pleidooi voor een ecologische houding.

In een naar aanleiding van zijn honderdste verjaardag uitgezonden interview op Arte hoorde ik hem zeggen: de “wereld waarin ik mijn leven ga eindigen is niet een wereld waarvan ik hou.” Maar het zal hem toch goed doen te beseffen dat zijn levenswerk, waaraan hij meer dan 70 jaar met passie heeft gewerkt, tot op de dag van vandaag weliswaar kritiek heeft gekregen, maar niettemin ‘food for thought’ is gebleven.

Birgit Meyer is hoogleraar Culturele Antropologie aan de VU.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *