In
Als het water je tot aan de lippen staat, is de kleinste rimpeling voldoende om je te laten verdrinken. De Amerikaanse antropoloog James Scott gebruikte dit beeld om uit te leggen waarom veel boeren in het Zuiden risico’s mijden: een kleine verstoring van de normale gang van zaken kan hun fataal worden. De huidige klimaatveranderingen vormen zo’n verstoring. Het risico van een misoogst wordt vergroot. De klimaatveranderingen kunnen echter een nog directere levensbedreiging vormen voor mensen in de steden.
Steeds meer mensen in het Zuiden leven in steden en vooral in miljoenensteden. Die liggen merendeels aan zee. Van de 25 grootste steden ter wereld (elk met naar schatting minstens tien miljoen inwoners), liggen er 21 in ontwikkelingslanden en hiervan zijn er 17 kuststeden. Die krijgen alle te maken met een stijgende zeespiegel.
Het grootste probleem is natuurlijk de toegenomen kans dat delen van de stad overstroomd worden. Het stijgende zeeniveau (schattingen noemen een stijging van 50 cm in de 21ste eeuw) kan samenvallen met de door klimaatverandering toegenomen kans op tyfoons en zware regenval. De combinatie hiervan kan noodlottige gevolgen hebben, zoals de stad Mumbai (omstreeks 20 miljoen inwoners) ondervonden heeft. Het oude centrum is gebouwd op een vlakte die ontstaan is toen zeven eilandjes afgegraven werden om de tussenliggende zee te dempen. Deze vlakte ligt net boven het zeeniveau. Op 26 juni 2005 viel hier in 24 uur een nooit eerder gemeten neerslag van 944 mm, die niet snel genoeg afgevoerd kon worden. Ruim duizend inwoners verdronken. Het dynamische Mumbai kan tenminste nog de middelen mobiliseren om de stad in de toekomst beter te beschermen; dat is veel minder het geval in een armere megastad als Dhaka in Bangladesh.
Het effect van een stijgend zeeniveau kan verergerd worden door een dalende bodem. In en rond Shanghai, bijvoorbeeld, is teveel grondwater opgepompt voor drinkwater, landbouw en industrie. De waterhoudende lagen werden daardoor in elkaar gedrukt en de bodem is in de twintigste eeuw met gemiddeld 1,76 meter gezakt. Voor een stad die minder dan 5 meter boven zeeniveau ligt is dat veel. Bovendien zuigen de waterhoudende lagen onder de stad door onderdruk zeewater aan, waardoor het grondwater brak wordt. Weer een ander mogelijk gevolg van het stijgende zeewater is toegenomen erosie van de kust; onder andere Rio de Janeiro heeft hiermee te maken.
Alle gevolgen worden vergroot door het simpele feit dat zoveel meer mensen tegenwoordig in de steden wonen. De Sumatraanse stad Padang werd op 30 september getroffen door een aardbeving die aan ruim duizend mensen het leven kostte. In 1919 vond een even zware aardbeving plaats, die toen echter veel minder slachtoffers maakte. In 1797 werd deze stad trouwens al getroffen door een tsunami, die de hele stad blank zette en een schip 4 km landinwaarts sleurde. ‘Slechts’ 300 mensen kwamen om in de golven. Zou een zelfde tsunami Padang vandaag treffen, dan zou zo’n ramp de verschrikkelijke tsunami van Kerst 2004 in het niet doen verzinken.
Het zijn doorgaans de armen die het meeste te lijden hebben van het rijzende water. Zij worden samengedrongen in de meest kwetsbare, en daarom goedkoopste, delen van de stad. Het overstromingsrisico wordt voor hen verergerd wanneer middenklasse en elitewijken worden verhoogd, zodat er nog meer water naar de arme wijken stroomt. Dat het water hen aan de lippen komt is voor veel armen in Derde Wereldsteden geen metafoor, maar harde realiteit.
Freek Colombijn is docent culturele antropologie en ontwikkelingsstudies aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de VU.
Voor Standplaats Wereld schreef hij eerder:
Vastzitten in Jakarta: over verkeer en sociale mobiliteit