Skip to content

Antropologische observaties van een jonge moeder

standplaats
Mijn onbegrensde bengel in de Baltische Zee, zomer 2014 (foto door Inge Melchior)

Door Inge Melchior 16 Maanden geleden werd ik moeder van Jonah, en sinds die tijd denk ik al na over een blog stukje. Immers, moeder worden is een rite de passage, zegt men, en dat bracht mij terug bij oude antropologische wijsheren.

Mijn eerste antropologische observaties deed ik toen ik deel werd van ‘de groep van moeders’. Sinds Jonah 3 maanden oud is, gaan we wekelijks babyzwemmen en eens in de maand is er ‘mama-café’, een bijeenkomst voor borstvoedende moeders. Ik zie een identiteitsstrijd gaande bij deze jonge moeders, ie tegemoet proberen te komen aan de vele verwachtingen die ze ervaren vanuit de samenleving. Ik merk dat ze aan de ene kant het moederschap heel graag onderdeel maken van hun ‘nieuwe identiteit’, aan de andere kant de ontzettend sterke behoefte hebben om hun oude identiteit – van toen ze nog niet mama-van waren – kunnen voortzetten. ‘Pas jij alweer in je oude kleren?’ ‘Wanneer begin jij weer met werken?’ Pas als je beide kanten in evenwicht hebt, lijkt het, ben je een moeder van deze tijd: die is er én voor haar kind, maar zeker ook voor haarzelf.

Ik weet dat ik ‘ze’ schrijf. Hoewel ik een kind heb, check, en op dezelfde plekken kom als zij, check, en bij dezelfde gesprekken aanwezig ben, check, heb ik niet het gevoel dat Jonah mijn leven grandioos op z’n kop heeft gezet of dat ik me méér verbonden voel met vrouwen met kinderen dan zonder. Jonah heeft mijn leven verrijkt maar ik heb niet het gevoel dat hij mijn ‘ik’ een knauw heeft gegeven. Eigenlijk meer een boost. Sinds Jonah er is weet ik beter wat ik belangrijk vind in het leven. Het heeft een reden dat ik een draagzak heb gekocht, katoenen luiers gebruik, zoveel mogelijk biologisch koop (wie koopt er nu potjes?) en houten speelgoed prefereer. Jonah heeft me doen inzien, wat mijn waardes zijn en mijn diepste levenswensen.

Mijn tweede ronde antropologische observaties hebben niet met moeders te maken, maar met kinderen. Sinds Jonah zich bewust door de omgeving begint te begeven, word ik dagelijks met mijn neus op onze eigenaardige culturele regels gedrukt. In onze straat hebben alle huizen een voortuintje. Het is een autovrije straat, dus Jonah loopt er maar wat graag doorheen te banjeren. En dus ook, uiteraard: tuin in, tuin uit. Daar waar wij een grens zien, ziet hij er geen. Die grens bestaat alleen als een sociaal construct dat we ergens in het begin van ons leven krijgen aangeleerd. Maar zolang we die kennis nog niet hebben, is hij er dus niet. Ik merk dat als ik me ongemakkelijk begin te voelen, dat Jonah een grens over gaat: als hij aan de ‘verkeerde kant’ van de marktkraampjes loopt, als hij aan de ritssluiting van een tas van een oude mevrouw begint te friemelen, als hij iemand met een apart kapsel starend aankijkt. Maar het gebrek aan denkbeeldige grenzen levert ook hele mooie momenten op: als ik zie dat hij totaal geen onderscheid maakt tussen mensen en naar iedereen even hartelijk lacht. Wij proberen maar al te vaak in te schatten aan de hand van uiterlijk, wat voor iemand we voor ons hebben. En zonder reden naar een wildvreemde lachen zouden we allemaal vaker moeten doen, maar het voelt zo ‘raar’, ongehoord.

Als we naar buiten gaan, zie ik zijn radertjes draaien. In elke sociale interactie zie ik hem observeren: er zijn mensen die gewoon langs mij lopen, er zijn mensen waar ik woorden mee uitwissel maar geen relatie mee heb, en dan zijn er de mensen waar ik relaties mee heb, maar van verschillende orde. Langzamerhand begint hij aan elke categorie ook verschillende handelingen te koppelen: wel/niet zwaaien, wel/geen kusje. En langzaam maar zeker…

Gisteren waren we in een cafeetje met een leuke speelhoek. Twee zusjes waren daar, een jaar of 3 en 5. Ik zat ze te observeren en moest denken aan het concept ‘uprootedness’ van de Finse antropoloog Liisa Malkki; mensen hebben het gevoel dat ze mensen die uprooted zijn, die niet in hun ‘natuurlijke habitat’ zijn, niet kunnen vertrouwen omdat je nooit weet volgens welke regels ze zullen reageren. Het meisje van 3 vertrouwde Jonah duidelijk niet. Hij kwam te dichtbij staan. Hij deed dingen met zijn speelgoed die helemaal niet horen: hij stopte een zebra in het koffiezetapparaat. Hij liep de hele tijd achter haar aan om haar na te doen en had niet in de gaten dat zij het niet leuk vond. Toen het meisje een stukje donut kreeg van haar moeder, hield ze Jonah angstvallig in de gaten en stopte het toen snel in haar mond. Want ja: mensen die zich niet aan de regels houden, daar kun je niet van op aan. Zij had duidelijk al een besef van ‘hoe dingen horen’, maar nog niet van dat er mensen zijn die zich daar wel en niet aan houden. En dat sommigen die zich daar niet aan houden gevaarlijk kunnen zijn, maar lang niet alle. Haar oudere zusje had dat besef duidelijk wel: ‘dat is nog maar een baby’.

Het lijkt me duidelijk: moeder worden heeft mijn identiteit als antropoloog alleen maar versterkt. Wat een heerlijk beroep!

Inge Melchior is promovendus aan de Vrije Universiteit. Ze doet onderzoek naar collectief geheugen in Estland, met nadruk op herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Zie haar eerdere berichten over haar onderzoek in Estland.

One Comment

  1. Johan Moes Johan Moes

    Hoi Inge,
    met veel belangstelling heb ik je beschouwing gelezen. Interessante bespiegelingen en eigenlijk oh zo voor de hand liggend. Een antropoloog van het moment dat je ontwaakt totdat je weer in slaap valt. En wie weet wat je in je dromen nog meemaakt.
    Johan

Leave a Reply to Johan Moes Cancel reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *