Door
De meeste jongens zijn, als typische 8ste groepers, nog tenger en klein, een aantal van de meiden is al in de groei en ziet er ouder uit dan elf of twaalf. Ze hebben hun groep allemaal een eigen naam gegeven, die op een keurig conferentiebordje geschreven staat. Ik zie onder meer de “Hamburgers”’ en de “Cito-knallers”. Bij elke groep zitten minstens twee mentoren.
Mitchell Esajas, master student antropologie en voorzitter van het New Urban Collective vertelt dat ze nu voor het tweede jaar draaien. Ze werken met kinderen van de zwakste basisscholen van de Bijlmer, van scholen uit Bijlmer Centrum en Venserpolder, allemaal vrijwel geheel “zwarte” scholen. Achtste groepers kunnen zich vrijwillig opgeven bij de organisatoren die langsgaan bij de scholen. Door 25 mentoren, allemaal vrijwilligers, worden de schoolkinderen begeleid. “Wij willen maximaal drie kinderen per begeleider”, zegt Mitchell, “en een leerkracht van een basisschool heeft er vaak 24, of soms meer”. Een van de mentoren legt uit dat kinderen heel verschillende problemen hebben met het maken van de Cito-opgaven: “Sommigen snappen de opgaven eigenlijk wel, maar niet de taal, niet de woorden waarin de opgaven geformuleerd worden, andere kinderen hebben bijvoorbeeld heel weinig zelfvertrouwen en slaan helemaal dicht als ze een opgave niet kunnen maken”.
Hoe worden de mentoren geworven? De meesten via Facebook, zegt Mitchell, en een aantal komt uit zijn persoonlijk netwerk. Niet verwonderlijk dus dat ik een aantal master en gevorderde bachelor studenten antropologie ontwaar. Shivani Jagroep, die ik ken uit het tweede en derde jaar van de bachelor legt uit: “Er is volgens mij een soort cyclisch proces: leerkrachten hebben een weinig stimulerend beeld van zwarte kinderen uit een achterstandswijk, ze geven dat signaal door aan de kinderen, die zelf vaak geen sterk zelfbeeld hebben; daardoor worden de leerkrachten bevestigd in hun beeld, en vervolgens proberen ze niet uit de kinderen te halen wat er eigenlijk inzit”. Shivani is een van de vliegende keeps ; ze valt in als een van de vaste groepsbegeleiders op een zaterdag verhinderd is. “Aan het eind van de dag ben ik echt heel heel moe hoor, want het is ontzettend intensief werken met de kids”.
In een hoek van de grote ruimte is een klein keukentje, waar de lunch, bestaande uit gezonde boterhammen, thee, melk en sinaasappelsap, wordt verzorgd. Daarna volgt het tweede deel van het programma,dat gericht is op het verbeteren van het zelfbeeld, en het vergroten van de kennis en wereldoriëntatie van de kinderen. Via de perfect werkende PowerPoint en met microfoon in de hand licht Mitchell de opdracht voor volgende week toe: “Schrijf een kort essay, twee kantjes over wie je bent, wat je kan en wat je wil. Dat gaan we volgende week bespreken in de groepen, en dan herschrijf je het en daarna mag je het komen presenteren op de VU!” In de PowerPoint komen veel plaatjes van Obama voor, als volwassen vader en president, maar ook als donker jongetje op een Indonesische school en als student met Afrokapsel. “Kinderen hebben behoefte aan rolmodellen, om zich te oriënteren”’, vertelt een van de mentoren, een economiestudent van Surinaamse afkomst. Dat geeft ze meer mogelijkheden om zich voor te stellen wie en wat ze later kunnen worden. Rondkijkend zie ik heel veel rolmodellen aan het werk: mentoren, meest studenten, van Surinaamse, Antilliaanse of Afrikaanse afkomst: de kids krijgen hier heel veel meer dan een enkele leerkracht voor de klas – die vaak ook nog eens Hollands wit is.
Het thema van de middag is schoon drinkwater. Twee duurzaamheidsconsultants die de stagebegeleiders van Mitchell zijn bij KPMG Sustainability waar Mitchell zijn afstudeeronderzoek voor zijn tweede master Bedrijfskunde doet, vertellen over hun waterproject. Michiel Roodenburg en Joost Notenboom hebben samen van de Noordpool naar de Zuidpool gefietst om aandacht te vragen voor schoon drinkwater. Ze deden er twintig maanden over en haalden, en passant, CNN. Ze laten een, Engelstalige, film over hun project zien, en alle kinderen volgen dat stil en geboeid. Daarna mogen ze in hun groepjes brainstormen over manieren om beter met water om te gaan, en manieren om geld in te zamelen voor een actie voor schoon water. De ideeën rollen er uit, ze komen met tientallen voorstellen, en vooral in het bedenken van fundraising zijn ze creatief. Elke groep presenteert haar ideeën met een tekening op een groot vel papier. Een meisje heeft onderaan het presentatieblad van haar groep in sierlijke letters Save the Planet geschreven. De kinderen hanteren de microfoon met gemak: “Ik kan koekjes bakken, en hij kan tekenen, en zij kan zingen, en we kunnen ook een modeshow doen, of aan mensen spullen vragen en die dan verkopen”. Als Mitchell vraagt wie er mee gaat doen met een vervolgproject na de Cito-toets dan steekt bijna iedereen de hand op. Een van de mentoren: “Sommige kinderen staan hier al een half uur voordat we beginnen, zo gemotiveerd zijn ze”.
Aan het eind van het project, na twaalf weken, gaan ze hun opstel presenteren op de VU. Bij die gelegenheid worden hun ouders allemaal uitgenodigd. Al eerder zijn de ouders gevraagd een keer langs te komen op een zaterdagmiddag. “Wat vond je het leukste van de zaterdagschool” vraag ik aan de winnares van de opstelwedstrijd van vorig jaar. “Ik vond alles leuk”, zegt Justine, die nu in de eerste klas Vmbo-t zit, “Ik vond leuk dat je kinderen van andere scholen ziet, die ook Cito-toets gaan doen, dat vond ik leuk, maar het aller-leukste vond ik de excursies. We gingen naar de VU, en naar NEMO en naar het slavernijmuseum. Dat kende ik allemaal niet”.
Een van de begeleiders vertelt dat vorig jaar het verschil tussen Entreetoets en Cito-toets tien punten was. Van 525 naar 535. Dat is een heel schoolniveau verschil. Dit project boekt vooruitgang, terwijl er de afgelopen decennia stagnatie of zelfs achteruitgang geweest is in de prestaties van de 8ste groepers in de Bijlmer – ondanks vele kostbare financiële injecties ter verbetering in de wijk. De Bijlmervernieuwing absorbeerde meer dan anderhalf miljard euro, wat weliswaar voor nettere huizen gezorgd heeft, maar niet voor verbetering van de schoolprestaties, de doorstroming naar hoger onderwijs of vermindering van de jeugdcriminaliteit.
Ik realiseer me dat in dit project een hele serie antropologische en sociologische bevindingen worden toegepast. Wat stimuleert? Kleine groepen, gerichte aandacht, positieve rolmodellen, ouderbetrokkenheid, een vrolijke energieke speelse maar ook serieuze sfeer, naar elkaar luisteren, en zelf met nieuwe ideeën komen: “wie ik ben, wat ik kan, wat ik wil” staat op de poster van het project. Bouwen aan kennis en aan zelfvertrouwen. Verscheidene keren die dag klinkt de yell van deze scholieren: Doorzetten! Energy! Peace! Love! Dromen! Durven! Doen!
Marion den Uyl was tot voor kort medewerker op de afdeling SCA en is nu gepensioneerd. Zie over haar afscheid [….] Maar haar passie voor antropologie blijft.