Door
De Dappermarkt is zes dagen in de week open. Elke ochtend worden de plaatsen verdeeld. Om half 9 nemen de standwerkers hun plek in. Hiervan wordt een viertal toegelaten om voor wat sfeer te zorgen, maar eerlijk gezegd lukt dit maar ten dele. Ik zag een standwerker die wel door zijn voorkeursbehandeling een mooie plek bemachtigd had, maar zijn kaken stijf op elkaar hield. Een kwartier na de standwerkers arriveren de mensen met een vaste plek en om 9 uur komen de overige verkopers. Zij mogen een plaats kiezen op volgorde van hun nummer en een ‘nummer’ halen ze bij de gemeente. Soms komen de mensen met de hoogste nummers niet meer aan bod, omdat de markt helemaal vol is, maar in de winter is de animo minder. De mensen die een vaste plek hebben, hebben doorgaans de beste plaatsen. Bijvoorbeeld op een hoek, waar je langs twee kanten je spullen kunt uitstallen en waar mensen die de bocht nemen haast vanzelf tegen je kraam aanschuren.
Ik hoorde van meerdere mensen die al langer op de markt komen dat de markt is verloederd en in een neerwaartse spiraal zit. Vroeger moest je een diploma hebben om op de markt te staan, maar tegenwoordig is het heel makkelijk om bij de gemeente zo’n nummer te krijgen. Het aanbod is verschraald en de omzet gedaald. Vroeger kon een groenteman een dagomzet hebben van drie vrachtwagens vol en moest soms tussendoor een nieuwe lading halen, maar die tijden zijn voorbij. Tegenwoordig wordt de markt gedomineerd door goedkope kleren en het grote aanbod van dezelfde producten veroorzaakt een race-to-the-bottom. Je kunt drie broeken voor tien euro kopen, of een trui voor vijf euro. Kooplieden kopen in Frankrijk slipjes per kilo in en verkopen ze voor 50 cent per stuk. Sommige spullen worden verkocht voor een prijs onder de inkoopprijs van bonafide handelaren. De markt moet ook concurreren met goedkope webwinkels. Volgens een opzichter zou het parkeertarief naar beneden moeten, zodat het overeenkomstig de prijzen op de markt is.
Maar er is ook soms een verrijking van de markt. Marktkooplieden kunnen tientallen jaren wachten op een vaste plek, maar een verkoper van biologische kazen kreeg binnen twee jaar een vaste plek aangeboden om de markt een kwaliteitsimpuls te geven. Toen ik november met scholieren op de markt was, was er een Afghaanse arts, een vluchteling, die die dag voor het eerst op de Dappermarkt stond en “Syrische loempia’s” verkocht. Hij mocht in Nederland niet als arts werken en in een fabriek werd hij naar zijn zin te veel gekoeioneerd. Op de markt voelt hij zich eigen baas. Syrische loempia’s bestaan helemaal niet, maar hij had bedacht dat een product met zo’n naam beter zou verkopen dan een Afghaans gerecht. Hoe dan ook, de “Syrische loempia’s” zijn een aanvulling op het totale aanbod.

Toch is het algemene beeld dat van achteruitgang en verharding. De concurrentie is toegenomen en sommige bloemenverkopers bijvoorbeeld lopen ’s ochtends even over de markt om de prijzen van de concurrentie te noteren en daar dan net onder te gaan zitten. Prijzen van bloemen en groente zakken natuurlijk sowieso in de loop van de dag.
Er is ook enige frictie tussen nieuwkomers en oudgedienden. Sommige oudgedienden staan al dertig, veertig jaar op de markt en namen de zaak van hun ouders over. Omdat veel nieuwkomers migranten zijn, valt de scheidslijn oudgediende-nieuwkomer vanzelf gedeeltelijk samen met een scheiding tussen geboren Nederlanders en migranten. De oudgedienden beweren elke dag te komen, ook met slecht weer. Volgens hen blijven de nieuwkomers bij slecht weer weg, zodat het aanbod op regendagen een stuk minder aantrekkelijk is, waardoor klanten wegblijven. Niet vanwege de regen, maar vanwege het beperkte aanbod. De vraag of je op regendagen komt, wordt dus deels uitgelegd als een kwestie van solidariteit met de markt. Kortom, de Dappermarkt is wel een ontmoetingsplaats, maar de verkopers gaan niet zo goed met elkaar om als Aristoteles, Arendt, Sennett en anderen gehoopt hadden.