Skip to content

De grens bereikt: leraren staken!

Door Ike Haasjes          Donderdag 5 oktober is het zover: voor het eerst in jaren gaan basisschooldocenten een hele dag staken op een schooldag. Zij hebben symbolisch geko-zen voor de Dag van de Leraar en trekken dan in groten getale naar het Malieveld om de volgende eisen kracht bij te zetten.

1. Een eerlijk salaris: het primair onderwijs wordt structureel onderbetaald.

2. Een investering in het onderwijs voor minder werkdruk.

 

Toen ik in 2015 mijn masteronderzoek deed en mijn scriptie schreef over hoe basisschoolleraren omgaan met grote onderwijshervormingen (Haasjes, 2015), heb ik deze ‘eisen’ veelvuldig langs horen komen. Op de basisschool waar ik mijn veldwerk deed zag ik bijvoorbeeld vaak dat docenten die ruim voor 8:00 uur begonnen met werken ook pas na 17:30 naar huis gingen, en zelfs dan met een tas vol nakijkwerk (ibid, p. 26-28). Daarnaast vertelden de leerkrachten uitgebreid over de semesterplannen, groepsplannen en individuele plannen die voor klas en kind geschreven moeten worden, vaak gevuld met gelijksoortige informatie en die in de dagelijkse praktijk weinig gebruikt worden (ibid, p. 33). Daarnaast moeten docenten soms onhaalbare doelen in hun plannen zetten, bijvoorbeeld een voldoende citoscore voor 80% van de kinderen in de klas, ook wanneer ze weten dat dit niet realistisch is (ibid, p. 31). Dit vinden zij enorm demotiverend. Over de administratiedruk die docenten ervaren, zeiden ze het volgende:

“Ik denk dat een heleboel tijd die bedoeld is voor onderwijs verloren gaat met dit soort… werk” (Haasjes, 2015, p. 35).

“Weet je, ik denk niet dat ik een betere leraar ben omdat ik al die plannen schrijf. Ik denk dat mijn tijd daardoor opgeslokt wordt en dat ik dan minder tijd heb om mijn lessen goed voor te bereiden” (Haasjes, 2015, p. 38)

“Ik heb het gevoel dat ik twee groepen heb, een in de klas en een op papier en met die laatste ben ik drukker!” (Haasjes, 2015, p. 28)

Toch heb ik mij veelvuldig verbaasd en ongemakkelijk gevoeld tijdens mijn observaties. Wanneer ik diezelfde leerkrachten dan vroeg wat ze dan niet meer wilden doen, begonnen ze het werk ineens te verdedigen en het nut ervan uit te leggen. In de wandelgangen spraken docenten met elkaar over de taken die in hun ogen nutteloos waren en vervolgens trokken ze zich terug in hun klaslokalen om diezelfde taken gewoon te gaan doen. Niemand klopte op de deur van de directeur om te vertellen dat ze het onzin vonden en dat het anders moest. Ik kon niet begrijpen dat er zoveel gedeelde ontevredenheid onder leerkrachten heerste en tegelijkertijd zoveel passiviteit en gelatenheid.

Inmiddels lijkt de houding van basisschoolleerkrachten 180 graden gedraaid. Waar komt deze actiebereidheid onder docenten dan nu ineens vandaan? Voor het antwoord moeten we eerst terug in de tijd:

Gelatenheid onder docenten
Toen ik tijdens mijn onderzoek het boek Het Alternatief: Weg met de afrekencultuur in het onderwijs (2013) in handen kreeg, vond ik herkenning in de woorden van Thijs Jansen. Hij schreef:

“[Ik herinner me] een zaal vol met hoogopgeleide psychiaters en psychologen die veel klachten hadden over hoe het management en de overheid hen dwarszaten. Op mijn vraag wat zij er dan zelf aan deden om verbetering in hun situatie te brengen, was hun antwoord: Niets” (Jansen, 2013, p. 13).

Net als Thijs Jansen dacht ik aan het begin van mijn onderzoek dat leraren simpelweg slachtoffers waren van dwingend overheidsbeleid, lastige managers en een overheersende inspectie. Gaandeweg begon ik mij echter af te vragen of zij niet eerder het slachtoffer waren van hun eigen struisvogelpolitiek. Jansen koppelt klaaggedrag van leraren en vergelijkbare groepen aan de term ‘vrijwillige slavernij’ (Kneyber & Evers, 2013, p. 13) zoals in 1548 beschreven door de filosoof Étienne de la Boétie. Deze formuleerde drie mechanismen die ik terug heb gezien in gedrag van leraren: Je went eenvoudig aan slechte gewoontes, onderworpenheid wordt geslikt omdat er afleiding is en macht van machthebbers wordt in stand gehouden doordat om hen heen groepen ontstaan van mensen die meelopen en daar ook persoonlijk belang bij hebben (ibid, p. 13-14).

‘Mensen wennen snel aan slechte gewoontes’, is het eerste mechanisme. Dit is goed terug te zien in de gelaten houding die veel docenten tonen als ze spreken over onderwijsveranderingen. Ieder jaar komen er administratieve taken bij, daar zijn leraren boos om, ze praten er met elkaar over en vervolgens trekken ze zich terug in de klas en voeren ze de taken uit. Uiteindelijk doen ze het toch voor hun leerlingen, want die staan op nummer één (Haasjes, 2015).

“En weet je, we laten het ook gebeuren. We praten erover in de wandelgangen. Maar we komen niet bij elkaar om te zeggen: dit is de grens […] We moeten ook naar ons eigen aandeel kijken.” (Haasjes, 2015, p36)

De afleiding, het tweede mechanisme, wordt grotendeels gegeven door de vakbonden die professionals zoethouden, aldus Jansen (2013, p. 14). Hoewel leerkrachten verwachten dat vakbonden hun belangen behartigen, blijkt uit de praktijk dat zij veel vaker de kant van het ministerie kiezen dan die van hun eigen achterban (Bronneman-Helmers, 2011, p. 238). Sommige leraren bekritiseren deze houding. Echter als vakbonden hun stem niet vertegenwoordigen of niet naar hen luisteren, dan zien ze geen andere optie dan de nieuwe hervorming te accepteren (Haasjes, 2015, p. 43).

“Ook al ben ik het er niet mee eens, op een gegeven moment denk ik: ok dit is overeengekomen met onze vakbonden. We hadden een stem en besloten die niet te gebruiken, dus dat is dat” (ibid, p. 44)

Het derde mechanisme van De La Boetie betreft het in stand houden van de macht van de top. In het onderwijs is dit zichtbaar doordat marktwerking en schaalvergroting logge organisaties hebben gecreëerd met diverse managementlagen die op steeds grotere afstand van de onderwijspraktijk staan. Docenten hebben vaak geen idee meer wie de regels bepaalt in de school. De directeur – steeds vaker ook een manager in plaats van een leerkracht – wordt gezien als het doorgeefluik van bovenaf.

Een beweging ontstaat
In een van zijn veelbekeken TEDtalks beschrijft Sir Ken Robinson een quote van Benjamin Franklin. Er zijn drie soorten mensen in de wereld: mensen die niet in beweging te krijgen zijn, die je in beweging kunt brengen en die bewegen. En als genoeg mensen gaan bewegen ontstaat er een beweging en als die groot genoeg wordt, ontstaat er een revolutie en dat hebben we nodig! (Robinson, 2013).

Op 28 februari 2017 heeft een aantal basisschoolleraren de Facebookgroep ‘PO in actie’ opgericht. Een maand later zijn er meer dan 10.000 leden. De oprichters zoeken actief contact met de media, verschijnen in talkshows en roepen leerkrachten op om te gaan staken. Ineens lijkt het alsof leraren gehoor hebben gegeven aan het 500 jaar oude advies van De la Boétie: “Beslis dus gewoon om niet meer onderdanig te zijn, en je bent vrij.” (Jansen, 2013, p. 15).

Zij hebben besloten dat de grens nu echt is bereikt, in de woorden van Robinson: zij zijn gaan bewegen en dit heeft effect op het complete onderwijsveld. Door media-aandacht is momentum ontstaan. De Facebookgroep heeft inmiddels meer dan 43.000 leden en zij hebben vast aangekondigd dat het niet bij één dag staken blijft wanneer hun eisen niet worden ingewilligd. Saillant detail is dat de vakbonden dit nog niet begrepen hebben. Zij vinden het ‘jammer dat het zo gaat’ omdat leraren en vakbonden elkaar heel hard nodig hebben (AD, 02-10-2017). Maar is dat wel zo? Hebben leraren vakbonden wel echt nodig om te krijgen wat ze nodig hebben? We hebben het hier immers over diezelfde bonden die veelvuldig de kant van besturen en ministerie kiezen als het erop aankomt.

Het lijkt alsof leraren het juk van de vrijwillige slavernij hebben afgegooid en werk maken van hun jarenlange ontevredenheid. De staking van 5 oktober is al de tweede en misschien niet de laatste van dit kalenderjaar. Op dit moment worden zij nog gesteund door ouders, schoolbesturen en vakbonden, Gezien hun historie kunnen we ons afvragen hoe lang dit nog gaat duren. De aanjagers, echter, zijn niet van plan om te stoppen voordat er echt naar ze geluisterd wordt.

De grote vraag is: Hoe ver zullen leraren tegen hun normale gedrag ingaan om te krijgen wat ze willen?

 

Bronvermelding:
Haasjes, H.R. (2015) Being a professional in a culture of accountability, how primary school teachers in the Netherlands navigate large scale educational change. Master’s thesis. Amsterdam: Vrije Universiteit, Afdeling Sociale en Culturele Antropologie. https://www.linkedin.com/in/ikehaasjes/detail/treasury/education:177581219/?entityUrn=urn%3Ali%3Afs_treasuryMedia%3A(ACoAAAUCAuUBQlbxkx_fZu-SFAqx9dWSegnRjVA%2C50692155)

Jansen, T. (2013) Inleiding – Van vrijwillige slaven tot voortrekkers. In: Kneyber, R & Evers, J (red.) (2013) Het Alternatief, weg met de afrekencultuur in het onderwijs. Boom: Amsterdam

Bronneman-Helmers, H. M. (2011) Overheid en Onderwijsbestel: beleidsvorming rond het Nederlandse onderwijsstelsel (1990-2010). Den Haag: Cultureel Planbureau (PhD dissertation University of Amsterdam, Amsterdam)

 

Ike Haasjes is educatieantropoloog met hart voor leraren en zelfstandig ondernemer met focus op onderwijs. Zij volgde de Master Social and Cultural Anthropology aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voor vragen is Ike te bereiken op: ike.haasjes@gmail.com

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *