Skip to content

De paradoxale zaak Tariq Ramadan

Door Thijl Sunier en Martijn de Koning

wolf in schaapskleren
Bron: Edgeplot's 'Roadtrip to Leavenworth'

De discussie over de betrouwbaarheid van theoloog Tariq Ramadan die door de gemeente Rotterdam is ingehuurd om het debat over de islam te organiseren, legt een venijnige paradox bloot. Hoe meer moslims deel gaan uitmaken van Europese samenlevingen hoe groter juist het wantrouwen jegens hen wordt. Iemand als de welbespraakte, gesoigneerde Ramadan is in die optiek een veel onrustbarender fenomeen dan imam Ahmed Salam die Verdonk geen hand wilde geven. Die is voor velen in gedrag en uiterlijk gewoon een onaangepaste vreemde buitenstaander, daar hoeven we niet bang voor te zijn. Ramadan daarentegen wordt voortdurend voorgesteld als een wolf in schaapskleren die met een dubbele tong spreekt.

Dergelijke geluiden zijn niet alleen voorbehouden aan de PVV van Wilders, deze wantrouwende houding is zelfs onderdeel van het beleid. In een recente brochure over ‘façade politiek’ heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken richtlijnen opgesteld voor gemeenten over hoe om te gaan met salafistische organisaties. Volgens deze brochure is het “in de media en op straat […] vaak duidelijk dat men te maken heeft met salafisten. Maar salafistische organisaties beseffen ook dat zij niet altijd kunnen uitkomen voor hun daadwerkelijke ideeën. Deze organisaties kiezen er daarom soms bewust voor om hun boodschap naar buiten toe aan te passen en met het opwerpen van een dergelijke façade is het voor hen tevens mogelijk om aanspraak te maken op subsidies, samen te werken met maatschappelijke instanties en (lokale) overheden en in relatieve luwte hun radicale boodschap te verspreiden.” Het wantrouwen wordt met andere woorden verpakt als een observatietechniek.

Hier manifesteert zich de diep gewortelde angst dat de Westerse beschaving maar dun is en zo kan omslaan in het tegendeel. Het fundamentele probleem van het kennen van de (nabije) ander, schuilt ook in het christelijke gebod over liefde voor de buurman, de naaste. Iemand die van ver komt en fysiek, ruimtelijk en cultureel steeds meer nadert, vormt een existentieel gevaar. Het zijn thema’s die vanaf het eind van de 19e eeuw ook in literatuur en film veelvuldig zijn gebruikt. Dat een dergelijk geïnstitutionaliseerd wantrouwen kan leiden tot bizarre taferelen liet de recente heisa over de dreigende bomaanslag in Amsterdam zien. De boodschap die de overheid daarmee afgeeft is er één van: we willen dat jullie van alles voor ons doen en je netjes gedragen en als je dat doet wantrouwen we je nog steeds.

Bruggen bouwen komt niet stand door de bruggenbouwers te dwingen zich te conformeren en het institutionaliseren van wantrouwen werkt averechts. Het grootste deel van de moslims wil hier een toekomst opbouwen, heeft geen problemen met democratie en de vrijheden die hier in Nederland gelden. Wel hebben sommigen kritiek bijvoorbeeld op het homo-huwelijk en ook op de buitenlandpolitiek van Nederland. Luisteren naar dergelijke meningen en deze serieus nemen is niet je bij voorbaat onderwerpen aan de islam.

Bruggenbouwers kunnen in de discussie over dergelijke issues een belangrijke rol spelen, maar de dubbele paradox van uniformering en wantrouwen leidt voor hen tot een onmogelijke positie. Het is inherent aan hun positie dat zij tussen en boven de partijen moeten staan in plaats van zich te conformeren aan één partij. Wanneer zij gedwongen zijn om hun opvattingen te conformeren aan datgene wat de dominante partij welgevallig is, zullen zij hun positie voor de andere partij verliezen. Dus laat de bruggenbouwers hun werk doen en accepteer hun inbreng en stop het vijanddenken. Dat levert oneindig veel meer op.

Thijl Sunier is antropoloog en hoogleraar Islam in Europa aan de VU. Martijn de Koning is gepromoveerd bij de afdeling antropologie aan de VU en is nu onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie hier voor De Konings weblog.

Zie ook het recentere bericht ‘Tariq Ramadan ontslagen ondanks protest’ door Lenie Brouwer.

10 Comments

  1. Viktor Viktor

    Beste Thijl en Martijn,

    Normaal ben ik niet snel geneigd tot reageren maar ik kon het bij dezen niet laten na het lezen van enkele teksten van uw faculteit.

    Een van de zaken die mij namelijk verwonderd is dat u het ontstaan van wantrouwen eenzijdig toeschrijft aan vage wetenschappelijke concepten, zoals het antropologische concept “the other”. Ik zou hier echter ook graag ook een andere oorzaak aan toe willen voegen:

    Als belangrijke centrale figuren als Tariq Ramadan een sterk tegengeluid laten horen door zich uitdrukkelijk uit te spreken voor democratie, homorechten, vrouwenrechten en de universele rechten van de mens en tegen traditionele of geïnstitutionaliseerde vormen van Islam, sharia, Jihad enzovoorts zal een groot gedeelte van het wantrouwen bij mensen automatisch verdwijnen!

    U schrijft echter dat “Wanneer zij gedwongen zijn om hun opvattingen te conformeren aan datgene wat de dominante partij welgevallig is, zullen zij hun positie voor de andere partij verliezen”

    In plaats daarvan lijken we daarom met dit soort bruggenbouwers (zoals u hem noemt) steeds weer in nietszeggende discussies te belanden over verschillende dingen die wel of niet gezegd zouden zijn, of hoe vanuit het islamitisch perspectief bovengenoemde Westerse verworvenheden geïnterpreteerd zouden moeten worden. Dit laatste neemt natuurlijk niks van het wantrouwen weg.

    Processen van ideologische radicalisering, verwijzend naar uw eerdere artikel, hebben ook plaatsgevonden in Duitsland voorafgaande en tijdens de periode van de tweede wereldoorlog. Dit laatste maakt het niet meer dan wenselijk om elke vorm van ideologie met mogelijk anti democratische tendensen met enige nauwlettendheid in de gaten te houden.
    Niemand in Nederland zit te wachten op geïnstitutionaliseerde islamitische staatsvormen zoals het geval in Iran, en de daarbij behorende mensenrechten, vrijheid van meningsuiting, vrouwenrechten, homorechten, rechten van etnische en religieuze minderheden (zover die daar nog bestaan) etc.

    Ik zou daarom nogmaals graag willen benadrukken dat als u, en andere pro islamitische mensen die met enige regelmaat in Nederland worden uitgenodigd om over de Westerse democratie te schrijven of debatteren, zich sterk zouden uitspreken tegen de door mesen als negatief ervaren effecten van islam, er heel wat minder wantrouwen zou zijn. Door dit echter niet te doen plaatst u zich tezamen met de Nederlands academische politieke elite achter de zwijgende meerderheid. Erger nog, in plaatst daarvan richt u uw pijlen op personen die hier wel een duidelijk geluid over laten horen, zoals bijvoorbeeld Geert Wilders.

    Het enge van het zich bij de zwijgende meerderheid voegen zou ik graag willen illustreren door uit een gedeelte van uw bovenstaande tekst het woord moslims te vervangen door Duisters:

    “Bruggen bouwen komt niet stand door de bruggenbouwers te dwingen zich te conformeren en het institutionaliseren van wantrouwen werkt averechts. Het grootste deel van de “Duitsers” wil een “normale” toekomst opbouwen, heeft geen problemen met democratie en de vrijheden die hier in “Duitsland voor joden” gelden. Wel hebben sommigen kritiek bijvoorbeeld op het homo-huwelijk en ook op de buitenlandpolitiek van “Duistland”. Luisteren naar dergelijke meningen en deze serieus nemen is niet je bij voorbaat onderwerpen aan de “Nazistische ideologie”.

  2. George Knight George Knight

    1. Ik ben het hartgrondig eens met Viktor. De Nederlandse academische elite die zich over de islam uitspreekt zou geloofwaardiger zijn als het verder zou kijken dan geloof alleen.

    Geloof in goede bedoelingen en geloof dat de vijand van je vijand een vriend is passen wellicht bij een bepaald segment van het Nederlandse academische milieu, maar zouden er niet thuis moeten horen.

    Het afzetten tegen Wilders zoals Thijl Sunier en Martijn de Koning doen is hun deficit. Daarbij aanvaarden ze dat Wilders de agenda bepaalt. Is de intellectuele uitdaging om verder te kijken niet spannender en productiever?

    Het gaat niet om pro of contra islam of om de acceptatie en integratie van religieus geinspireerden. Hoewel ik begrijp dat het onderzoeksgebied de aandacht hiervoor met zich meebrengt. Maar ook voor een islamoloog of antropoloog zou de rechtsstaat het alpha en omega moeten zijn. Die overtuiging mis ik jammergenoeg.

    Als de islam als religieuze organisatie en een religieus leider als Tariq Ramadan de Nederlandse rechtsstaat in woord en daad volledig aanvaarden dan verdienen ze geen kritiek. Maar als de islam of Ramadan met beperkingen en uitzonderingen komen op de rechtsstaat dan verdienen ze het om tegengesproken te worden.

    Een academicus die dat nalaat is op zijn minst naief te noemen. Die gaat eerder uit van vijandsbeelden, projecties en goede bedoelingen -en wordt zo een pamflettist- dan van de complexiteit van een functionerende rechtsstaat. Dit laatste moet elke dag verdedigd worden tegen deconstructieve krachten die aan alle kanten loeren.

    Het is de taak van een academicus om daar zonder al te veel politieke of psychische ballast naar te kijken en daar zo objectief en vrij mogelijk mee om te gaan en verslag van te doen. Met de inzet om wetmatigheden op te sporen.

    Kritiek op het eigen functioneren is een eerste voorwaarde voor een geesteswetenschapper. Want de eigen geest is het meetinstrument dat steeds bijgesteld dient te worden.

    Bedenk dat het verstevigen van de democratie zinniger is dan het bestrijden van de anti-democratie. Of dat nu Wilders of Ramadan is. Of beide. Het besef van een kwestbare democratie mis ik volledig in uw verhaal. Alsof democratie bestaat als de wind of de zon en altijd zal blijven bestaan.

    2. Burgemeester Aboutaleb was duidelijk afwijzend over het Rotterdamse project van Tariq Ramadan als bruggenbouwer en inspirator voor integratie ‘eens, maar nooit meer’.

    Daarmee doelde hij naar mijn idee niet zozeer op het opereren van Ramadan, maar op de achtereenvolgende besluiten van de Rotterdamse coalitiepartijen om Ramadan als bruggenbouwer aan te stellen. Die waren onvolledig gemotiveerd, beredeneerd en procedureel slecht onderbouwd. Tekenend is dat een inhoudelijk debat hierover door de zittende macht stelselmatig geblokkeerd wordt.

    Opmerkelijk is dat een religieus geinspireerd en uitgesproken geestelijk leider en filosoof als Tariq Ramadan -die geen Nederlands spreekt en ten hoogste zijdelings in de Nederlandse cultuur is ingevoerd- ooit tot bruggenbouwer kon worden aangesteld. In Rotterdam, een arme, moeilijke en verdeelde stad met 167 nationaliteiten.

    Niemand betwist Ramadan zijn rol als geestelijk leider voor moslims. Ongetwijfeld zorgt-ie voor zingeving, troost en inspiratie. Zijn opereren valt terecht onder de vrijheid van godsdienst.

    Opmerkelijk is wel dat juist iemand met een scherp en uitgesproken profiel als Ramadan in Rotterdam ooit als bruggenbouwer aangesteld kon worden. Iemand die zich voor alles en iedereen vanuit zijn religie laat inspireren lijkt per definitie niet de meest aangewezen persoon als bruggenbouwer.

    De klacht van ongeveer de helft van de Rotterdamse gemeenteraad en bevolking tegen Ramadan is dat-ie zich niet boven en tussen de partijen stelde, maar zich juist conformeerde aan één partij. Achteraf gezien nogal logisch voor een uitgesproken religieus leider.

    Dit type bruggenbouwers moet zeker hun werk doen. Hun inbreng floreert echter optimaal binnen de eigen gemeenschap en niet in een betaalde overheidsfunctie.

    Het vijanddenken wordt aangewakkerd door halfslachtig overheidsbeleid dat een bruggenbouwer als Ramadan aanstelt die er door velen van verdacht wordt een eigen agenda te hebben. Dat leidt af en is niet doelmatig.

    In een wat nationaliteiten, religieuze inspiratie en sociale stratificatie verdeelde stad als Rotterdam kan bruggenbouwen tussen groeperingen pas zinvol bij laconieke terloopsheid over het project. Namelijk als er consensus bestaat over een bruggenbouwer die bij de een noch de ander aanzienlijke aanleiding tot politisering oproept. Het valt de zittende Rotterdamse politiek te verwijten dat men uit eigen belang deze voorwaarde bewust genegeerd heeft.

  3. Hr. Sunier en de Koning;
    Uw ivoren toren gehalte is zeer hoog. En zeker te hoog.
    U denkt/gaat uit van, dat de islamisten gestopt kunnen worden door “verstandige” praat.
    Het is echter een totaal systeem, dat voor niets opzij gaat.
    Na 60 jaar oorlog in het MO zou u beter moeten weten.

  4. PS; Menigeen is vergeten of heeft nooit gewten wie dhr. TR is en van wie hij afstamt.
    Zijn grootvader en vader zijn, samen met ene
    (A)min al (H)usseini, de oprichters van de MB.
    (A)min al (H)usseini is de oom van, ja wel
    Y (A)rafat al (H)usseini.

  5. Verschrikkelijk dat dit soort teksten (van Sunier en de Koning) uit door Nederlandse overheid gesubsidieerde onderwijsinstanties komen. Tariq Ramadan schreef/redigeerde ooit het boek ‘Compréhension, Terminologie et Discourse’ (Uitg. Tawhid Press, Union des Jeuns Musulmans.) waarin hij moslims oproept om Westers taalgebruik in eigen kring een islamitische betekenis te geven middel kleine semantische verschuivingen. Zoals bijvoorbeeld de term ‘feminisme’, wat oorspronkelijk de seksuele bevrijding en financiële vrijheid van de Westerse vrouw betekent, heet dan opeens het recht van de moslima om een hoofddoek te dragen en zich als tweederangs burger achter haar man te scharen: zo zijn onderdrukte moslima’s opeens ‘feministes’. Het lukt moslimorganisaties zelfs om subsidie aan te vragen voor ‘bevordering van feminisme onder de moslimgemeenschap’, waar zij iets heel anders mee bedoelen! Een beter bewijs voor façade politiek is er niet. Kennen Sunier en de Koning het werk van Ramadan überhaupt?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *