DE GESCHIEDENIS VAN ARM EN RIJK OP WERELDSCHAAL
Een
Die vraag stond de afgelopen jaren centraal in het college Inleiding Mondiale Geschiedenis voor studenten antropologie.
De grote tegenstelling op wereldschaal is niet van vandaag of gisteren. Het is geen kenmerk van de moderne tijd, maar heeft een historische oorsprong. Het is een deel van de globalisering, die volgens veel historici rond het jaar 1500 begon. Daarom dient dit probleem ook allereerst in historisch perspectief te worden bezien. Dick Kooiman, die de afgelopen jaren dit college verzorgde, heeft zijn teksten nu in boekvorm uitgegeven. In dat boek probeert hij een aantal oorzaken van dat uiteengroeien van arm en rijk te achterhalen en aan een kritische analyse te onderwerpen. Dat kan ons helpen de situatie in afzonderlijke ontwikkelingslanden beter te begrijpen en om de huidige politieke verhoudingen in de wereld in onderlinge samenhang te zien.
Er zijn drie gangbare benaderingen van dit probleem. Allereerst is er de wereldsysteemtheorie, ontwikkeld door Marxistisch geïnspireerde wetenschappers zoals Immanuel Wallerstein. Die komt er op neer dat het kapitalisme als Europese uitvinding zich over de hele wereld heeft uitgebreid en de niet?westerse landen economisch heeft uitgebuit: “The West dominated the Rest.” Ontwikkeling (rijk) en onderontwikkeling (arm) zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden als twee kanten van dezelfde munt. Daartegenover staat de opvatting van David Landes. Hij gaat ervan uit dat cultuur het verschil maakt tussen rijk en arm. Landes spreekt niet van uitbuiting van de vroegere koloniën als voorwaarde voor de westerse ontwikkeling, maar over de unieke opkomst van Europa zelf: “The spectacular rise of the West.” Europa heeft zijn succes geheel aan zichzelf te danken, omdat het over een cultuur beschikt die gunstig is voor economische vooruitgang.
De schuld van het kapitaal of de verdienste van de cultuur? In beide benaderingen ligt de nadruk op Europa. Tegen dat eurocentrisme is veel verzet gerezen. In een derde benadering wordt daarom gesteld dat het Westen zich niet door eigen kracht heeft ontwikkeld en zeker niet over een superieure wetenschap of ondernemingsgeest beschikt. Oost-Azië had lange tijd een voorsprong op de rest van de wereld en Europa heeft veel vindingen en technieken aan China en Arabië ontleend. Het centrum van de wereldeconomie zou tot het jaar 1800 in Oost-Azië hebben gelegen en er was dan ook “no rise of the West but a decline of the East.” Met de economische crisis van 2008/9 lijkt dat centrum weer naar Oost-Azië te verschuiven.
Vanuit deze perspectieven beschrijft de auteur de geschiedenis van arm en rijk op wereldschaal. In afzonderlijke hoofdstukken komen zaken aan de orde als de ondergang van de Maya’s en Azteken, de slavenhandel in Afrika, kapitalisme en kaste in Zuid?Azië en de bijdrage van de islam aan de vooruitgang in Europa.
Het boek Kapitalisme, Kolonisatie en Cultuur: arme en rijke landen in historisch perspectief is uitgegeven door KIT Publishers Amsterdam en voorziet in de behoefte aan een moderne, Nederlandstalige inleiding op de wereldgeschiedenis. Het kan gebruikt worden als tekstboek voor studenten, maar ook als een onderhoudend geschreven verhaal voor de geïnteresseerde leek.
Dick Kooiman is tot 2007 als historicus verbonden geweest aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie (VU). Zijn specialisatiegebied is Azië, in het bijzonder India. Dit bericht is met zijn medewerking tot stand gekomen.
In een eerder bericht op Standplaats Wereld schreef Ellen Bal over de dagelijkse realiteit van de welvaartskloof in de context van Bangladesh, waardoor mensen massaal hoop zoeken in migratie naar het westen.