Door Maarten Deprez
Voorbije week kwam ik laattijdig op het college Anthropology of Religion (waarvoor nogmaals mijn verontschuldigingen aan de docenten Mattijs van de Port en Daan Beekers). Nu is het niet de eerste keer dat me zoiets overkomt, maar vertragingen van meer dan een kwartier, zoals deze keer, zijn bij mij uiterst zeldzaam. Daarmee doe ik het nog steeds veel beter dan de NS . 🙂 Desondanks houdt het voorval me nu al dagenlang uit mijn slaap. Vandaar dat ik, bij wijze van therapie, in dit artikeltje wil proberen te begrijpen wat erachter zat. Ik dacht op tijd vertrokken te zijn en kan me niet herinneren dat ik onderweg ergens opgehouden werd. Onverklaarbaar als het is, sluit het gebeurde perfect aan bij het onderwerp van Mattijs’ fascinerende college — vakkundig geillustreerd met passende en soms erg humoristische verhalen uit zijn rijke veldwerkervaring in Brazilië — over “the absent”, over wat “beyond explanation” is.
Het bijzondere aan het college begon overigens al eerder: bij de literatuur. Een van de teksten, een klassieker uit 1902 over wat “de religieuze ervaring” inhoudt, bracht me, terwijl ik hem in de trein naar België (vertrokken met een half uur vertraging) aan het lezen was, zodanig in trance door de herkenbaarheid van bepaalde getuigenissen over het transcendente, dat ik bijna vergat in Antwerpen uit te stappen.
En er is meer: Mattijs sprak over het geloof in geesten, goden en andere buitengewone wezens en verschijnselen. Gecombineerd met het gegeven dat ik onderweg naar de universiteit meestal, in mijn overpeinzingen, het mentale gezelschap van de muzen — die heerlijk inspirerende, doch onzichtbare invloeden — geniet, doet dat de verdenking rijzen dat de wereld van het bovennatuurlijke, wakkergeschud door alle aandacht, wel eens de verklaring zou kunnen vormen voor mijn onverklaarbare vertraging.
“Maarreuh, wacht eens even…”, hoor ik je, samen met mijn innerlijke criticus, protesteren. “Geesten bestaan toch niet?” Nee, natuurlijk niet. (Hoe dom!) Of… zou er toch iets iets inzitten? Hoor ‘ns: als antropoloog kan ik me niet permitteren de ervaringen die Mattijs’ informanten en zoveel andere mensen tot in het diepst van hun ziel raken, respectloos af te doen als klinkklare onzin.
Zeker, we zouden ze kunnen verklaren vanuit hun sociale of psychologische functie en geloven dat daarmee de kous af is; maar dan missen we een belangrijk element. Ongeacht wat we zelf geloven, moeten we erkennen dat dergelijke ervaringen voor de betrokkenen zelf doortrokken zijn van een maar al te werkelijk gevoel van werkelijkheid, dat ze een reële invloed uitoefenen op hun denkwereld en onmiskenbaar aanzetten tot concrete handelingen. Antropologen moeten daarom de irrationele angst voor het irrationele opzijzetten en zich inleven in — zich laten betoveren door — de wereld van hun informanten — niet noodzakelijk om te geloven wat zij geloven, maar om diepgaand te begrijpen wat hen drijft.
Bovendien lijken de ijsbergen van sociaal?wetenschappelijke twijfel aan de rationaliteit van de zogenaamd rationele westerse mens — waarvan Freuds ideeën over het onderbewuste, Marx’ warenfetisjisme en Webers geest van het kapitalisme slechts het topje vormen — geen last te hebben van de opwarming van het klimaat. En wat te denken van het idee dat kapitaal zichzelf voortplant, van het geloof in een eindeloos verder groeiende economie op een eindige aarde?
Wat geörganiseerde vormen van religie betreft, beweren mijn meer ervaren collega’s zelfs dat de oppervlakkige observatie dat die, na Nietzsches Godsmoord, aan het uitsterven is, slechts een misinterpretatie is van de onderliggende, ingrijpende veranderingen die plaatsvinden op het gebied van de spirituele disciplines. Terwijl de kerken leegstromen, maken nieuwe, over het algemeen meer ervaringsgerichte, religieuze bewegingen opgang.
Welke implicaties heeft dit alles voor mijn verhaal? Als we de verschillende elementen — het bestaan van geloof in bovennatuurlijke wezens, de antropologiche plicht om zich in te leven in de belevingswereld van anderen, en de bewijzen voor de irrationaliteit van de westerse mens — samenbrengen, en ik bovendien het feit dat de antropologie al lang van een statisch en afgebakend beeld van “cultuur” is afgestapt, aangrijp om mijn eigen stukje cultuur te claimen, kunnen we niet anders dan besluiten dat mijn docenten en ikzelf de deontologische plicht hebben me te geloven als ik hen en mezelf wijsmaak dat een milde spoorweggeest me in bezit genomen had. Benieuwd of de NS me een even originele, al is het misschien geen echt geloofwaardige, verklaring op de mouw kan spelden.
Maarten Deprez is tweedejaars student Sociale en Culturele Antropologie. Eerdere berichten van Maarten Deprez op Standplaatswereld gingen over:
De mate: eendracht in een beker ; vasten en over Pig power