Skip to content

Joris Luyendijk over bankiers: het kan niet waar zijn

9200000028232044Door Freek Colombijn. Kan een antropoloog iets belangrijks opmerken over bankiers? Dat kan bijna niet waar zijn, want de doorsnee bankier en doorsnee antropoloog zijn ‘unlikely bedfellows’ en de financiële sector lijkt zo complex dat alleen topeconomen er iets van snappen. Alleen het sterk cijfermatige aspect ervan maakt het bankwezen al een ogenschijnlijk ongeschikt onderwerp voor antropologen, die bij het woord ‘economie’ eerder aan reciprociteit en kula-ring denken dan aan het Damrak of Wallstreet.

Toch was het een journalist met een PhD in Social Anthropology (van Cambridge University), Gillian Tett, die als een van de weinigen de financiële crisis van 2008 voorspelde. Door etnografisch onderzoek bij de J.P. Morgan bank ontdekte ze een bedrijfscultuur die volgens haar tot economisch ongefundeerde en gevaarlijke financiële producten leidde, die op hun beurt een ernstige economische crisis konden veroorzaken. Ze kreeg helaas gelijk.

Joris Luyendijk is de Nederlandse Gillian Tett: een antropologisch geschoolde journalist die onderzoek deed in de City van Londen, een van de twee of drie belangrijkste financiële centra in de wereld. Hij schreef voor The Guardian een blog over zijn bevindingen en maakte er uiteindelijk een boek over met de titel Dit kan niet waar zijn: onder bankiers (Uitgeverij Atlas Contact, € 19,99). Luyendijk was hierna te gast bij de DWDD en VPRO Tegenlicht en kreeg o.a. een lovende recensie in NRC Next.

De Inleiding en eerste hoofdstuk zijn gratis te downloaden van nrc.nl/bankiers. Hoofdstuk een heeft de titel ‘De city als dorp’ en verraadt meteen dat zelfs de City een geschikte omgeving kan zijn voor antropologen die immers houden van kleinschalig onderzoek. Laat ik het maar meteen bekennen, ik heb nog niet meer gelezen dan wat ik kan downloaden, maar kan nu al niet meer ophouden met lezen. Het is een geweldig boek. (Ik kan niet ophouden met lezen, maar moet wel ophouden; ik schrijf dit in Berlijn en begin er niet eens aan in deze stad een net verschenen Nederlandstalig boek te zoeken.)

Luyendijk noemt zijn onderzoek een leercurve. Hij begon met 0,0 kennis en laat zich door specialisten langzaam inwijden; alles wat hij hoort is aanleiding voor vervolgvragen. Het begin van zijn zoektocht is voor antropologen erg herkenbaar. Eerst tevergeefs wachten op een bruikbaar contact. Dan een ‘toevalstreffer’, zoals Luyendijk het zelf noemt, iemand die hem uitnodigt een dag mee te lopen. Maar het is natuurlijk geen dom geluk, maar de kunst om de buitenkansjes te herkennen en te grijpen. Wat volgt zijn scherpe observaties van een dag op kantoor, met de kleine rituelen, betekenisvolle grapjes, uitleg van wat handelingen of dingen betekenen en het subtiele machtsspel tussen de medewerkers. Dit is antropologie op zijn best, maar geschreven in een zeer rappe journalistieke stijl en zonder expliciete kadering in theorie.

Luyendijk koos ervoor gesprekken niet op te nemen, maar aantekeningen te maken, omdat informanten dan veel vrijer spraken. Deze moeilijke afweging tussen goed rapport krijgen en nauwkeurig een gesprek vastleggen zal elke veldwerker herkennen. Praten met journalisten was not done voor bankmedewerkers en dus moesten zij geanonimiseerd worden, niet alleen door hun naam niet te noemen, maar ook letterlijk verraderlijke details als het uitzicht vanaf hun werkkamer weg te laten.

Wat het onderzoek tot een uniek project maakte was dat de interviews op Luyendijks blog geplaatst werden en dat anderen daarop konden reageren. Door de reacties kwam Luyendijk aan een schat van nieuw materiaal en ook aan nieuwe informanten. Deze vorm van werken gaf het onderzoek een unieke interactieve dimensie met veel inspraak voor de informanten.

De uitkomsten zijn zorgelijk. ICT medewerkers van de grootste banken maken printjes van belangrijke documenten, omdat ze hun eigen systemen niet vertrouwen. Ook in het groot, bankiers maken financiële producten waarvan ze de risico’s niet kennen en die ze zelf maar half doorzien. Luyendijks conclusie, al gegeven in de opening, is dat de financiële sector, die zo essentieel is voor het goed functioneren van onze hele markteconomie, lijkt op een vliegtuig zonder piloot in de cockpit. En dan ook nog met een brandende motor. De crisis van 2008 kan elk moment opnieuw losbreken en dan pas echt hard.

Freek Colombijn is als universitair hoofddocent verbonden aan de Afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. 

2 Comments

  1. Het lijkt me een leuk boek. Maar een klein puntje — ook organizational ethnographers en business anthropologists gaan naar Wall Street ezv om hun onderzoek te doen. Kijk, bvb, naar de werk van Mitchell Abulafia of Michael Rosen, o.a.

  2. drs ing Henk Uijttenhout drs ing Henk Uijttenhout

    “Luyendijk noemt zijn onderzoek een leercurve. Hij begon met 0,0 kennis en laat zich door specialisten langzaam inwijden; alles wat hij hoort is aanleiding voor vervolgvragen. Het begin van zijn zoektocht is voor antropologen erg herkenbaar. Eerst tevergeefs wachten op een bruikbaar contact. Dan een ‘toevalstreffer’, zoals Luyendijk het zelf noemt, iemand die hem uitnodigt een dag mee te lopen. Maar het is natuurlijk geen dom geluk, maar de kunst om de buitenkansjes te herkennen en te grijpen. Wat volgt zijn scherpe observaties van een dag op kantoor, met de kleine rituelen, betekenisvolle grapjes, uitleg van wat handelingen of dingen betekenen en het subtiele machtsspel tussen de medewerkers. Dit is antropologie op zijn best, maar geschreven in een zeer rappe journalistieke stijl en zonder expliciete kadering in theorie.”
    Zo heb ik tijdens en na de studie mijn werk als organisatieonderzoeker ook gedaan. Naast de theorie en de methodes van onderzoek moet je je eigen wegen volgen om met de theorie in je hoofd in organisaties eea te ontdekken en te noteren. Als er argwaan was, stuurde ik het concept en liet eenieder lezen wat ik van het interview had genoteerd. “Dit is de eerste keer dat ik een goed stuk krijg uit Den Haag”, zei een militair uit Limburg eens, toen ik hem vroeg wat hij ervan vond. Naast correcte interviews wilde ik ook de juiste vaktermen en afkortingen gebruiken.
    Zo heb ik na de val van de muur veel onderzoek gedaan in het land en kon ook tijdens onderzoeken terugkoppelen om algemene problemen op de werkvloer te bespreken en “Den Haag” er wat aan laten doen.
    Hoewel ik ben opgegroeid in een technisch bedrijf en na technische studies bij de overheid kwam in leidinggevende functies, was de combinatie van technische bedrijfskunde en antropologie niet voor de hand liggend, maar wel heel effectief. Prof. Tennekes gaf mij de kans om een onderzoek te doen naar de beroepscultuur in een technische branche. In een rijk geïllustreerde afstudeeruitgave kon ik tevens de symbolen en rituelen in beeld brengen, wat ik ook voor het werk deed. “Je verpest het voor ons allemaal”, zei een collega schertsend en goedbedoeld. Ik ben geen journalist en was ook geen concurrent.
    Ik werd door “Den Haag” ten slotte steeds meer tegengewerkt, maar ik wil niet als Fred Spijkers mijn loopbaan beëindigen. Zowel mijn vader als beide grootvaders bleven aan de slag na hun pensioen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *