Skip to content

Kaaskop in Marokko

DSC_6222Door Edien Bartels en Lenie Brouwer    “Wat nemen Marokkaanse Nederlanders mee op vakantie naar Marokko? Kaas en pindakaas!” Dit vertelt Mohammed Abdel, een Marokkaanse Nederlander uit Rotterdam, enthousiast als we zijn kaasfabriekje bezoeken in Magdahr, een dorpje in het noordoosten van Marokko, tegen de Algerijnse grens. We zijn in dit gebied voor onderzoek naar achtergelaten vrouwen en kinderen en verrast deze man te ontmoeten. Tien jaar geleden heeft hij  voor het eerst bedacht een kaasfabriek op te zetten en inmiddels heeft hij  zijn droom verwezenlijkt. Met een team van zes mensen, waaronder twee remigranten uit Nederland, heeft hij hier de afgelopen jaren  aan gewerkt. En nu is hij nu mede-eigenaar.  Veel Marokkaanse migranten in Nederland zouden graag een eigen bedrijf willen opzetten in Marokko, maar weinigen lukt het. Hiervoor zijn veel redenen te bedenken, zoals het ontbreken van financiële middelen, kennis van het product en van de Marokkaanse bureaucratie. Hij vertegenwoordigt met dit project de discussie over migratie en ontwikkeling: een succesverhaal dus.

Waarom is het Mohammed Abdel gelukt? Motivatie alleen is niet genoeg, je moet ook een zekere handelsgeest en ondernemers lust hebben. Mohammed Abdel vertelt met zichtbare trots: “je moet een product vinden dat niet in Marokko verkrijgbaar is: biologische kaas is nieuw voor Marokko. Het verwerkingsproces is 100% biologisch, er komt geen E-nummer aan te pas. Zelfs de koeien komen uit Nederland.” Verschillende boeren uit de omgeving bezitten nu enkele Hollandse koeien, en hebben al een tweede generatie gefokt; sommigen hebben er ruim vijftig. Ook al komen alle spullen uit Nederland, het doel is wel zo veel mogelijk mensen uit de omgeving bij de kaasmakerij te betrekken. De boeren, aangesloten bij een coöperatie, produceren nu meer dan genoeg melk voor de markt, de kaasfabriek heeft voorlopig genoeg aan 10.000 liter melk per dag. Hiervan kan 1000 kilo kaas gemaakt worden. Er is nu een melkoverschot, en daar wordt poeder van gemaakt. Tijdens de ramadan vindt de melk poeder gretig aftrek.

We krijgen een rondleiding door de fabriek. Allereerst legt Mohammed Abdel uit dat hij gekozen heeft voor het Nederlandse woord ‘kaas’ en niet bijvoorbeeld voor het Franse ‘fromage’. Het is Nederlandse kaas die hij verkoopt, benadrukt hij, vandaar. Kaasmoulya is de merknaam, Moulya heet  de rivier die hier in de nabijheid stroomt. ‘Gouda’ (spreek uit Goeda) staat ook vermeld op de  kazen die in diverse maten gemaakt worden. Die naam, Gouda, schijnt niet beschermd te zijn en kan daarom ook gebruikt worden. Dat geeft vertrouwen aan de kopers.

Tijdens de rondleiding valt ons onmiddellijk de gebedsruimte voor de werknemers op. Maar volgens Mohammed Abdel was er ook al een gebedsruimte toen hij jaren geleden in Nederland op de politie academie zat. Hij vindt zijn Hollandse keuken juist bijzonder, die heb je niet in Marokkaanse fabrieken. “Hier kunnen werknemers in de pauze genieten van een kopje koffie en kunnen ze tot zichzelf komen. Ze hoeven nu niet buiten te hangen om hun pauze door te brengen”.

Mohammed Abdel is op 23DSC_6241 jarige leeftijd als import-bruidegom naar Nederland gekomen, meer dan vijfen-twintig jaar geleden. Hij geeft ons zijn visitekaartje waarop staat dat hij directeur is van een stichting, een centrum voor Participatie en Burger-schap, dat adviezen, train-ingen en talentontwikkeling verzorgt. Zijn Nederlands is perfect. Samen met familieleden en vrienden heeft hij geld opgehaald om de eerste plannen voor de kaasmakerij uit te werken. Hij wist niets van kaas, maar ‘learning by doing’ is zijn motto. Zijn doel is een “kaascultuur te creëren in Marokko”. De kaaskeurders komen uit Nederland en hebben de eerste producten goedgekeurd. Het maken van kaas blijkt zeer arbeidsintensief te zijn: zo moet elk kaasje om de twee dagen omgedraaid worden. Er werken inmiddels 12 werknemers uit de omgeving in de fabriek. Tijdens ons bezoek zijn er twee bezig met het omdraaien en het aanbrengen van een plastic verpakkingslaag op de jonge kazen.Een kilo jonge kaas is na vier weken gerijpt. Deze mede- eigenaar verwacht dat Marokkanen vooral belangstelling zullen hebben voor jonge kaas. Wij hebben deze jonge kaas geproefd, we vinden hem heerlijk romig. Volgens ons moet dit wel een succesvol project worden!

Edien Bartels, em. senior onderzoeker en Lenie Brouwer, docent onderzoeker, beiden verbonden aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de VU.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *