Door Inge Zwart Op 1 juli 1863 besloot Nederland het tot slaaf maken van personen bij wet te verbieden. Die dag wordt in Amsterdam gevierd met het Keti Koti-festival in het Oosterpark en de Bigi Spikri optocht ernaartoe. Ik ben er voor het eerst bij.
Op deze regenachtige dag loop ik eerst mee met mijn collega Jennifer Tosch van Black Heritage Tours. Zij geeft een groep middelbare scholieren uit Amerika een rondleiding per boot door Amsterdam, langs fysieke herinneringen aan het slavernijverleden van Nederland en de eerste Afrikaanse gemeenschap in Amsterdam. Zo zien we rijkversierde gevels van huizen die ooit in bezit waren van welgestelde families met aandelen in de WIC, VOC of Sociëteit van Suriname en grachtenpanden toebehorend aan eigenaren van een van de 700 Surinaamse plantages. De gevels waren een manier van de bewoner om indruk te maken met zijn bezit. We zien bijvoorbeeld beelden van Afrikanen met tabaksbladeren in hun mond of een huis dat simpelweg ‘Moor’ heet. Het maakt maar al te duidelijk dat de boten misschien wel zonder slaafgemaakten terug kwamen in Amsterdam, maar dat slavernij in het huidige stadsbeeld niet te ontkennen is.
De boot stopt bij de Stopera en we laten het statische stadsverleden aan de kade om ons aan te sluiten bij de Bigi Spikri. Nederlanders met een Antilliaanse of Surinaamse achtergrond brengen de geschiedenis van hun voorouders tot leven met kostuums, muziek en dans tijdens deze optocht. Bigi Spikri betekent ‘grote spiegel’ en verwijst naar de weerspiegeling in winkeletalages van uitgedoste mensen tijdens de traditionele parade die zijn oorsprong vindt in Paramaribo. Er zijn een stuk of 200 mensen aanwezig. Ik vind het bijzonder om de oorspronkelijke bevolking van wat nu Suriname heet gerepresenteerd te zien, hier in Amsterdam.
Zoals gepast lopen zij vooraan in de optocht: de eerste bewoners mogen eerst. Er zijn ook vrouwen gekleed in een kotomisi, de dracht die slaafgemaakte vrouwen droegen op de plantage. De vele lagen stof laten weinig zien van hun lichaam; zo beschermden hun voorouders zichzelf en protesteerden ze tegen opdringerige blikken van plantage-eigenaren. Zo gaf de kotomisi de tot slaaf gemaakte vrouw agency toen veel van haar menselijkheid was afgenomen. Daarnaast dragen ook veel aanwezigen zwarte buttons met ‘1873’ erop gedrukt. Dit om te benadrukken dat ondanks dat slavernij illegaal werd verklaard in 1863, tot slaafgemaakten nog 10 jaar lang onbetaald door moesten werken voordat ze echt vrij waren.
In een stoet onder begeleiding van drums en brassbands, lopen we van het Waterlooplein naar het Oosterpark. Trams stoppen, mensen zwaaien of dansen mee aan de kant van de weg, en journalisten met camera’s lopen achteruit om de prachtigste mensen goed in beeld te brengen. Surinaamse en Curacaose vlaggen wuiven overal. Het is ondanks de regen een feestelijke optocht die steeds groter wordt naarmate we dichterbij het Oosterpark komen. Eenmaal aangekomen wordt het podium gegeven aan de First People of Suriname. Zij laten een aantal liedjes horen onder begeleiding van traditionele drums en vanaf dat moment is het Keti Koti festival begonnen.
Keti Koti, ‘Verbroken Ketenen’ of ‘Ketenen Gebroken’ in het Sranantongo, wordt elk jaar gevierd in verschillende Nederlandse steden. In het Oosterpark zijn optredens, debatten, panels, dansvoorstellingen en kunstpresentaties georganiseerd. Een podium draagt de namen van Boni en Tula, twee vrijheidstrijders van slaafgemaakten, een ander podium dat ‘Kas di Kabra’ heet is specifiek bestemd voor voorouderverering. Ik zie een dansvoorstelling van dansgroep Untold uit Amsterdam en in de avond treedt de zoon van Bob Marley, Julian Marley, op. Ook al is het regenachtig, er zijn veel mensen aanwezig en er hangt een saamhorig gevoel: mensen kennen elkaar of spreken bewondering voor elkaars kostuum uit. Een vrouw die ik passeer tegen het eind van de Bigi Spikri vertelt geëmotioneerd aan iedereen die langskomt dat ze trots is op degenen die meelopen.
Het is een bijzondere en feestelijke dag, maar sommigen vieren de emancipatie liever op 17 augustus, toen Tula een grote opstand in Curaçao leidde. Ik begrijp het: de eerste dag van juli is door Nederlanders gekozen als moment om vrijheid te ‘geven’, 17 augustus staat symbool voor een moment dat vrijheid werd geëist. Daarnaast was er dit jaar nog een ander gesprek over data. Tijdens de officiële herdenking, dit jaar op 30 juni, maakte een groep veel lawaai wegens onvrede over de beslissing van het NINSEE om de herdenking bij het nationale monument voor de slavernij de avond voor het Keti Koti festival te houden en niet op 1 juli zelf.
Ik persoonlijk sta hier buiten. Het wordt me wel steeds duidelijker hoe belangrijk het is om gezamenlijk stil te staan bij het koloniale verleden van Nederland, dat nog steeds een stempel drukt op onze huidige maatschappij, zoals Gloria Wekker zo goed omschrijft in haar nieuwe boek White Innocence. Mijn eerste bezoek aan het Keti Koti-festival liet me zien hoe een gemeenschap samen kan komen om feestelijk en respectvol stil te staan bij het eind van de slavernij en daar kracht uit kan halen.
Maar we worden eigenlijk iedere dag aan het slavernijverleden van Nederland herinnerd als we goed om ons heen kijken. Dan zien we de gevels en voormalige pakhuizen die ooit gevuld waren met goederen van overzeese plantages, zoals vanochtend tijdens de boottocht van Black Heritage Tours. Soms hebben we alleen iemand nodig die ons daar (weer) op wijst…
Inge Zwart is master student Public Humanities aan Brown University en loopt stage als assistent onderzoeker bij Mapping Slavery and Black Heritage Tours deze zomer.