Door
Daar, op anderhalve kilometer van het dichtstbijzijnde dorpje (en dan nog maar met zo’n 100 inwoners) staat een klein lemen huisje. Ernaast een minuscuul schuurtje en een kleine kraal om ’s nachts de schapen in samen te drijven. De bewoonster, laten we haar Manuela noemen, alleenstaand, leeft van de ongeveer 60 schapen en wat kleinschalige landbouw: aardappelen, wat groente, haver en quinoa, het inmiddels ook in het Westen populaire “Andesgraan”. Het is geen vetpot, en het leven is moeilijk. Het is sloven. Er is de kou. Alle beesten moeten gevoed. De harde grond bewerkt.
Haar gezelschap bestaat verder uit drie ezels, één ervan nog een veulen, vier kippen, drie katten en drie honden. De honden zijn de herdershonden. Zij helpen de schapen overdag bijeen te houden en ze ’s avond de kraal in te drijven. Twee honden, twee broertjes, zijn naamloos. De derde hond is de oudste, een teefje. Zij heet Lola. Zij is er al jaren en is de beste herdershond. Zij kent de omgeving op haar duimpje, en weet iedere avond de schapen weer met groot gemak terug te sturen naar huis, naar de kraal. In Bolivia dweept men niet met huisdieren zoals in Nederland. Maar Manuela heeft met Lola toch wel een speciale band. Zij zijn gesprekspartners, elkaars troosters in de eenzaamheid en een beproefde equipe waar het gaat om het hoeden van de schapen. Lola is ook behendig in het terugbrengen van het ezelsveulen, dat nog wel eens weg wil dwalen.
Er is geen stromend water of elektriciteit. Water wordt met de ezels gehaald in een bron, zo’n halve kilometer verderop. Licht is er van het houtvuur en kaarsen. Manuela vertelt dat een compleet welkomstcomité haar onthaalt als ze even weg was voor boodschappen en het huisje weer nadert. Eerst Lola; die merkt haar altijd als eerste op en komt haar dan geestdriftig tegemoet gestormd. De twee reuen komen daar meteen achteraan. De ezels hobbelen enthousiast mee. Om zeker te weten dat ze niets zullen missen, sluiten op hun beurt de katten er al rennend bij aan. En van de zenuwen spurten dan de vier kippen dáár weer achteraan. Ze grinnikt erbij: “een hele delegatie komt mij dan al rennend door het gras tegemoet draven! Dan voel je je echt welkom thuis”.
Manuela is gekleed in de traditionele Aymara-dracht, maar draagt een slappe vilten hoed in plaats van de bolhoed. Die laatste is te duur om dagelijks aan de elementen bloot te stellen. Heel soms krijgt ze een paar dagen gezelschap van haar zus, kleine nicht, of twee neven. Allemaal woonachtig in de stad, maar blijvend verbonden met het schamele familiebezitje op het platteland. Ze helpen mee spitten, zaaien, oogsten en schapen hoeden. Het nichtje mag ook graag om de nek van het jongste ezeltje gaan hangen.
Het probleem: muizen doen zich tegoed aan de haver. Een beetje té erg. De neven brachten uit de stad muizengif mee voor hun tante. En strooiden dat in de buurt van de haveropslag. Maar hadden onvoldoende stilgestaan bij de immer hongerig rondlopende honden. Lola at ervan. Ze werd later op de dag naast haar braaksel dood gevonden.
’s Avonds zat iedereen stil om het houtvuurtje. Je moet het leven nemen zoals het komt. Geen verwijten. Wel herinneringen. Lieve hond. Trouw. Zo goed met de schapen. Die twee reuen bakken er weinig van. Misschien moet er nieuwe hond bijkomen. En hoe moet het nu met het ontvangstcomité? Zorgen. Alsof die er nog niet genoeg waren. En nu Lola ook nog dood. Lieve hond.
Ton Salman is universitair hoofddocent en hoofd van de afdeling Sociale en Culturele Antropologie aan de VU. Ook is hij voormalig editor van dit weblog, en publiceerde vele blogs op SpW.