Skip to content

Ode aan de carnaval: een observatie van mezelf

Door Inge Melchior Ik heb slecht geslapen vannacht. Gisterenavond ben ik een taartje gaan eten met een Estse vriendin in mijn favoriete café in Tartu. We hadden twee redenen voor een taartje. Dit jaar vielen ‘Internationale Vrouwendag’ en vastlapäev op dezelfde dag. Gistermorgen belde één van mijn informanten mij op, een oude man die tegen de Sovjets gevochten heeft, waarmee ik samen alle herdenkingsbijeenkomsten afga. “Goede vrouwendag gewenst!” Dat was de enige reden voor zijn telefoontje. Als ik op straat loop, zie ik Estse mannen met bloemen lopen. En Estse mannen zijn niet bepaald romantici, des te betekenisvoller zijn de bloemen in hun hand. Ik kom een jongen tegen uit mijn dansles, die naast dat hij gewoon ‘goedendag’ zegt, blijft staan, een buiging naar me maakt en me een ‘goede vrouwendag’ toewenst. Op weg naar huis bedenk ik me wat een mooie traditie dit is. Die zouden ze in Nederland ook actief moeten invoeren. Een ode aan de vrouw. 

Later die dag zit ik met die vriendin dat taartje te eten. We hebben een ontzettend interessant gesprek over Estse ‘nationale dagen’. Ik vraag haar naar de betekenis van vastlapäev. “Dat is een echte Estse traditie. We gaan sleeën en eten erwtensoep en vastlakukkel.” Ik vertel haar dat vastlapäev eigenlijk de laatste dag is voordat het vasten begint en zeker niet alleen in Estland gevierd wordt. “En het is de laatste dag van carnaval. In de stad waar ik vandaag kom, is dat heel belangrijk.” Carnaval… “Wat doen jullie dan?” Ik ben verbaasd, net als eerder die dag, toen ik een gesprek over carnaval op gang probeerde te krijgen. Gedurende de tien maanden dat ik hier woon heb ik elke ‘nationale dag’ meegevierd, en dan is er hier niemand die iets weet van die ene traditie, die voor mij zo belangrijk is?

Een jaar geleden heb ik al geprobeerd een stukje voor Standplaats Wereld te schrijven over carnaval, maar tevergeefs. Het lukte mij niet onder woorden te brengen waarom carnaval zo belangrijk voor mij is. Voor mij heeft het niets te doen met drank of andere wilde avonturen. Toen ik gisteren naar bed ging, stuurde ik mijn broertjes en vriend een sms’je om ze een fijn laatste uur carnaval te wensen. En toen kwam de spijt. Spijt dat ik voor het eerst in mijn leven niet carnaval ben gaan vieren. Schuld ten opzichte van mijn vrienden en familie, die ik dit jaar alleen carnavalsliedjes heb laten zingen. Schuld ook naar de Maastrichtenaren die ik niet ken, maar die net als mij ‘nodig’ zijn om carnaval ‘carnaval’ te maken. Terwijl ik in bed lig, stel ik me voor hoe de mensen zich op dat moment verzamelen op de markt bij de sambabands. Ik zie hun kostuums, hun schmink. Voor sommige is het werk van een uurtje, voor anderen van jaren. Elk persoon is met carnaval een kunstwerkje, de ene mooier dan de ander. Maar veel mensen hebben hun best gedaan, hebben tijd en energie erin gestoken. Omdat carnaval een traditie is, en traditie is belangrijk.

Zoals met zoveel dingen, weet je pas wat iets voor je betekent, als je het moet missen. In mijn warme Estse bedje, denkend aan de gesprekken van die dag, aan mijn positieve kennismaking met ‘Internationale Vrouwendag’ en het interview van morgen, besef ik dat het Maastrichtse volkslied vanavond ook zonder mij gezongen zal worden. Dat het mooswief haar weg naar beneden ook zonder mij zal vinden. Toch voelt het alsof ik mijn groep in de steek heb gelaten. Door carnaval te vieren bevestig ik mijn lidmaatschap en mijn toewijding. Vandaar deze ode aan de carnaval. Om te laten weten dat ik mijn wortels en bijbehorende verplichtingen niet vergeten ben en als een belofte voor de toekomst:

dat daon iech noets mie, iech höb zoene spiet

dee vastelaovend misse geit miech toch te wiet

?Inge Melchior is promovendus aan de Vrije Universiteit. Ze doet onderzoek naar collectief geheugen in Estland, met nadruk op herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Zie haar eerdere berichten over haar onderzoek in Estland.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *