Door Erik van Ommering. ’s Avonds wordt Hasan gebeld door een onbekend buitenlands nummer. Hij neemt op, springt dan op van zijn stoel en danst de kamer rond. Na een kort telefoongesprek legt hij weer op en kijkt naar het plafond, zijn gezicht één grote lach. Ik laat hem even bijkomen en vraag dan wie dat was. “Mijn beste vriend… en hij leeft!!” Zijn vriend vluchtte een paar weken geleden voor het geweld in Damascus, richting Jordanië. Zonder papieren, want die lagen ergens in de puinhopen van zijn huis. Wekenlang hoorde Hasan niets meer van hem. Hij raakte ervan overtuigd dat zijn vriend in de oorlog omgekomen was: in Damascus, tijdens zijn vlucht, of anders wel in een grensstad in het zuiden. Hij zegt het nog eens voor zich uit, “hij leeft, hij leeft!” Langzaam lijkt het besef door te dringen.
De onzekerheid waarmee de bijna 100.000 Syrische vluchtelingen in Libanon leven is slopend. Wie leeft er nog van familie en vrienden? Staat mijn huis er nog? Mijn winkel? Kunnen we ooit nog terug? Daar bovenop komt de onzekerheid over hun status in Libanon. Om in aanmerking te komen voor onderdak, zorg en onderwijs dienen vluchtelingen zich te registreren bij de VN
vluchtelingenorganisatie UNHCR. Maar jezelf en je familie registreren betekent zoveel als toegeven dat je gevlucht bent; en dat staat gelijk aan verraad aan het Syrische regime van Bashar al Assad. Wat betekent dat voor het leven in Syrië, straks na terugkeer? En wat betekent dat vandaag en morgen, in een land waar men het gevoel heeft voortdurend door Syrische veiligheidsdiensten in de gaten te worden gehouden?
Aangezien Libanon het internationale VN Vluchtelingenverdrag uit 1951 niet heeft ondertekend, ontvangen vluchtelingen hier geen officiële juridische status en de daaraan gekoppelde bescherming. Bij binnenkomst worden ze simpelweg geclassificeerd als ‘bezoekers’. Waar Turkije en Jordanië grote vluchtelingenkampen hebben opgezet, zijn Syriërs in Libanon afhankelijk van familiebanden, lokale liefdadigheid, en in sommige gebieden van internationale hulporganisaties als UNICEF. Het gebrek aan door de overheid gecoördineerde opvang hangt uiteraard ook samen met het ‘dissociatiebeleid’ dat de Libanese regering voert ten opzichte van het conflict in Syrië. In die regering heeft Hezbollah een beslissende stem, en laat dat nou een trouwe bondgenoot zijn van het regime van Assad…
Voor de 7,500 Palestijnse vluchtelingen uit Syrië is de situatie in Libanon zo mogelijk nog hachelijker. Aan de grens moeten zij een visum kopen dat een week geldig is en tot maximaal een maand verlengd kan worden. Na die maand moeten zij het land verlaten op straffe van hoge boetes en criminele vervolging. De Libanese overheid heeft gelukkig besloten de verlopen visums voor
één maand door de vingers te zien. Maar hiermee houdt de ellende nog niet op. De gevluchte Palestijnen komen terecht in een van de vluchtelingenkampen die in Libanon werden opgericht om de Palestijnse vluchtelingenstroom rond de stichting van Israël in 1948 te herbergen. Vandaag de dag bieden deze overvolle krottenwijken een armoedig thuis aan naar schatting 300.000 vluchtelingen. Zij zijn uitgesloten van staatsburgerschap, sociale rechten, het hebben van eigendom en het uitoefenen van 30 beroepen. Al 63 jaar zijn ze voor gezondheidszorg en onderwijs afhankelijk van de UNRWA, een VN organisatie die speciaal belast is met zorg aan Palestijnen in het Midden-Oosten. Nu het inwoneraantal van de kampen toeneemt, moet UNRWA alle zeilen bijzetten om in de basisbehoeften van alle vluchtelingen te voorzien. Dat lukt maar ten dele, en heeft niet voorkomen dat 1.700 Palestijnen begin deze maand Libanon weer verlaten hebben. Vrijwillig, omdat ze de omstandigheden in de Libanese kampen nog hopelozer vonden dan in het door oorlog geteisterde Syrië.
Hoe nu verder? De winter komt eraan, en die is koud en nat. UNRWA heeft nog geld om tot eind december voor Palestijnse vluchtelingen te zorgen. Geleidelijk arriveren er internationale hulporganisaties, worden er ‘needs assessments’ uitgevoerd en plannen geschreven om in onderdak, voedsel, medische zorg en onderwijs te voorzien. Zelf heb ik mijn onderzoek tijdelijk op een lager pitje gezet om een bijdrage – hoe klein ook – te kunnen leveren via een lokale hulporganisatie. We werken samen met Syrische vluchtelingen als Hasan, die zelf therapeut is: zij willen niet toekijken maar een fundamentele rol spelen in de hulpverlening. We bouwen op hun expertise en netwerk om een actie op te zetten die gericht is op basisonderwijs en psychosociale hulpverlening aan jonge
vluchtelingen – zowel Syriërs als Palestijnen uit Syrië.
Soms, wanneer ik de omvang van de crisis probeer te vatten en me realiseer dat deze alleen maar toeneemt, zakt de moed me even in de schoenen. Een eind aan de strijd in Syrië is niet in zicht. De spanning tussen voor- en tegenstanders van Assad in Libanon neemt toe en kent gewelddadige ontladingen. Dat Hezbollah juist dit moment uitkiest om te stunten met een drone boven Israëlisch grondgebied verbaast mij net zo min als de Israëlische straaljagers die ons vervolgens met veel kabaal laten weten dat we ook dat front niet moeten vergeten. Op zulke momenten kan ik alleen maar diep zuchten, me vermannen, en hopen dat medemenselijkheid toch triomferen zal.
UPDATE: een half uur na het insturen van bovenstaand stukje ontplofte er een zware autobom in Beiroet. Onder de slachtoffers van de aanslag bevond zich Wissam al-Hasan, een hoge veiligheidsfunctionaris die het onderzoek leidde naar diverse politieke moorden en (geplande) terreurdaden van de afgelopen paar jaar. Op basis van dit onderzoek wees hij het Syrische regime en haar Libanese bondgenoot Hezbollah als schuldigen aan. Er is nog veel onduidelijkheid over de achtergrond van de huidige aanslag, maar alom wordt gespeculeerd dat het Syrische regime opnieuw een prominente rol vervult. Volgend op de ontploffing zijn anti-Syrische demonstranten dit weekend de straat opgegaan. Met brandende autobanden worden wegen geblokkeerd, gewapende mannen rijden rond en schieten hun geweren leeg in de lucht of op pro-Syrische doelen. Zondag werd al-Hasan begraven. Er heerst grote onzekerheid of dit het begin is van het overslaan van de Syrische strijd naar Libanon, of dat het voorlopig bij dit incident zal blijven.
Erik van Ommering is promovendus aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie. Hij onderzoekt de relatie tussen gewelddadig conflict en basisonderwijs in Libanon. Eerder schreef hij over de ‘Arabische lente’ en de gevolgen van de oorlog in Syrië in Libanon.