Door
Op de mental map die een bezoeker voor ons tekende lijkt de ruimte heel overzichtelijk. Met bruggen en de kromming in de weg als ankerpunten kan ze precies aangeven waar groente, kaas, brood, sokken, andere kleding en biologische producten verkocht worden. De praktijk is echter complexer.
Allereerst zijn sommige waren afwisselend neergezet, zoals de groentekramen en de kramen met noten en olijven, zodat die geen aaneengesloten blokken vormen. De twee stroopwafelkramen staan vlak bij elkaar en worden slechts gescheiden door een kraam met poffertjes. Dat is niet zo handig, want wie bij de ene kraam stroopwafels koopt, koopt zeker niet twintig meter verderop opnieuw stroopwafels. De eigenaar van de poffertjeskraam vertelt dan ook dat er wel wat ‘heibel’ tussen de stroopwafelbakkers, de buren aan zijn linker- en rechterkant, was. De eigenaresse van een groentekar, die hier al 35 jaar komt, legt uit dat vroeger iedereen vriendschappelijk met elkaar omging, maar dat de relatie door de concurrentie van supermarkten meer competitief is geworden. ‘We zijn concullega’s geworden.
De eigenaresse van de groentekar voegt eraan toe dat ze een vaste plek heeft. Dat is handig omdat ze de telkens op te bouwen kraam vervangen heeft door een enorme truck, die niet overal kan staan. Bovendien kunnen vaste klanten haar makkelijk vinden door de vaste stek. Ze vertelt dit nog niet of ze wuift opgewekt naar een passerende klant. Niet iedereen heeft een vaste plek. Er zijn ook open plekken voor zogenaamde ‘meelopers’, mensen die naar de markt komen als er plaats is. Maar ook de open plekken zijn niet vrij te bezetten. Wie het langst op de markt komt, komt bovenaan de lijst en krijgt de eerste keus welke open plek voor die betreffende dag in te vullen. Vroeger ging de marktmeester over het verdelen van de stekken, maar tegenwoordig is dat ‘Handhaving’ (kort voor de gemeentelijke dienst Handhaving).
De eigenaar van de poffertjeskraam legt uit dat zijn favoriete plek tussen de stroopwafels is, ondanks de clustering van teveel zoete snacks. Hij zit namelijk precies aan de binnenkant van de kromming van de weg en alle passanten schuren als het ware langs zijn kraam. Ze kunnen de poffertjes niet missen, in tegenstelling tot de kraam aan de buitenkant van de kromming. Maar hij is niet verzekerd van deze stek, want als er op een dag veel ‘meelopers’ zijn en weinig vaste kramen wegblijven, is er niet voor iedereen plaats. Soms komt hij tevergeefs naar Leiden en moet dan uitwijken naar, bijvoorbeeld Amsterdam. Andere marktlieden gaan zo ver als Antwerpen. De opstelling van de kramen verandert niet alleen van week tot week, maar ook met de seizoenen. In de zomer spuit de fontein achter de poffertjeskar water en dan moet deze ideale verkoopplek leeg blijven om vrij zicht op de fontein te houden.
We treffen ook een straatmuzikant. Hij zat enigszins opzij van de markt op de Korenbeurs, een aan beide zijden overdekte brug uit de zeventiende eeuw. Op deze overdekte brug vindt hij een prima plek. Er is nog steeds veel aanloop en onder het overdekte deel van de brug zit hij droog. Bovendien gaat het hem niet om het grote geld (hoewel hij nu wel aan het sparen is om een tijd naar Duitsland te gaan), maar om het spelen van zijn muziek. Liever speelt hij zijn eigen muziek dan covers, zoals andere straatmuzikanten doen. Hij verklaart ook dat hij liever akoestische muziek speelt dan muziek te componeren op een computer. Zijn muziek lijkt perfect bij te dragen aan de sfeer op de markt, maar daar denken marktkooplieden en winkeliers in de panden langs de markt anders over. Ze zien hem liever gaan dan komen en mede daarom zit hij hier op de brug. Als hij gaat spelen in de looproute van de markt wordt hij weggestuurd door ‘Handhaving’.
We zijn ons onderzoek begonnen met een rondje over de markt om te observeren en om iets in dat alledaagse toneel te onderscheiden is het belangrijk ‘to make the familiar exotic’. Maar de jonge onderzoekers ervaren direct de tweede helft van het gezegde, making the exotic familiar. Met enige schroom benaderen ze de straatmuzikant, die er in hun ogen met dikke gebreide kleren, een ongeschoren kin, ringen om zijn vingers en een pet én capuchon over elkaar (tegen de kou) niet alledaags uitziet. De scholieren zijn aangenaam verrast dat ook deze bohémien gewoon een medemens blijkt te zijn met wie je goed kunt praten. Hij staat ons vriendelijk in impeccable BBC Engels te woord. Bovendien observeert de man ons uitstekend, want anders dan andere informanten begint hij uit zichzelf tegen ons. ‘You want to ask me something’, is zijn openingszin, meer als constatering dan als een vraag.
De klanten hadden hun eigen ideeën over deze markt. Sommigen lopen gehaast rond, maar anderen kuieren rond en nemen de tijd voor een praatje met de verkopers. Een stel verklaart dat als je samen voor een kraam staat en de verkoper snijdt een stuk af, dan kun je even aan de praat raken met een vreemdeling en dat is leuk. ‘Beter dan in de supermarkt waar iemand met een kar in je rug staat te duwen.’ Door de interactie op de markt valt er veel te genieten. Zo kan een klant lachen om hooggeleerde heren of studenten die verraden niet zoveel te weten als ze doen voorkomen wanneer ze buiten het seizoen om bepaalde groente vragen.
De keurige mental map, het strakke systeem van het verdelen van de plaatsen en ‘Handhaving’ duiden allemaal op een prozaïsche stedelijke ruimte. Maar de markt is in andere opzichten een kosmische plaats. De straatmuzikant verklaart zijn positie niet alleen door praktische overwegingen. De Korenbeurs is over het water gebouwd in een flauwe boog. Midden op de brug, zit de muzikant ‘perfectly in balance’. Hij spreidt zijn armen uit om het evenwicht te visualiseren, alsof hij op het middelpunt van de aarde zit. Hij versterkt de gedachte door met een hoofdknik het symmetrische uitzicht op het water dat onder de brug stroomt aan te geven. Een andere bezoeker met een spirituele inslag is een hoogleraar sterrenkunde. Bij de groentekraam legt hij uit in een bloemkool het heelal te zien. Op deze symbolische ruimte krijgt Handhaving gelukkig geen greep.
Freek Colombijn is universitair hoofddocent bij de Afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Zoals altijd als er antropologen langs zijn geweest: voor mij als Leidenaar zal deze markt nooit meer dezelfde zijn.