Skip to content

Over ‘anders’ zijn als politicus

Foto: Marcel van Leeuwen
Foto: Marcel van Leeuwen

Door Menno van den Bos

Begin dit jaar werd Khadija Arib voorzitter van de Tweede Kamer. De reacties op internet liepen uiteen. Pakweg de helft was positief, met als strekking: in-spirerend dat een vrouw als zij (Marokkaans, moslim) het tot deze prestigieuze positie heeft geschopt.

Daartegenover stond een even grote lading onderbuikgeluiden. De aanstelling van Arib zou symbool staan voor politiek-correctheid en de lange arm van Marokko. Sommigen bleken in haar zelfs een pion van de naderende islamisering van Nederland te zien.

De dynamiek rond Aribs aanstelling is een uitvergrote versie van waar zogenoemde allochtone politici dagelijks mee te maken krijgen. Ik deed vorig jaar veldwerk in Rotterdam met als onderzoeksvraag: hoe gaan lokale politici om met beeldvorming, aannames en verwachtingen rond hun achtergrond?

Deze vraag had zich mede in mijn hoofd genesteld door een interview met Tofik Dibi, die daarin zei dat hij zich de ‘token-Marokkaan’ van GroenLinks was gaan voelen. Steevast werd hij naar voren geschoven om in talkshows over integratie en islam te praten – een eendimensionale rol die hem geen recht deed.

In Rotterdam interviewde ik vijftien (oud-)raadsleden met niet-Westerse roots. De meeste van hen waren openhartig over de rol die hun achtergrond in de politiek speelde. Het bleek dat die rol vaak groot is. Niet doordat deze politici er zelf zo mee bezig zijn, maar door hun omgeving. Kiezers, media, organisaties en andere sociale actoren gebruiken de achtergrond van een politicus als kapstok voor uiteenlopende verwachtingen en aannames.

Neem het feit dat een politicus met een bepaalde afkomst al gauw tot rolmodel wordt gebombardeerd. Dat geeft een dubbel gevoel, zeiden sommige politici die ik interviewde: het is waardevol om een rolmodel te zijn, maar je riskeert dat het niet meer om de inhoud gaat.

Foto: Valerie Kuypers
Foto: Valerie Kuypers

Dezelfde dubbelheid geldt voor situaties waarin etnische gemeenschappen een appèl op politici doen. Enerzijds een nobele taak, maar anderzijds wil je clièntelisme (het voortrekken van een groep) vermijden. Eén van mijn informanten wees er ook op dat het de emancipatie in de weg staat als gemeenschappen zich vastklampen aan een boegbeeld.

Ook binnen de eigen partij ontstaan tricky situaties. Politieke partijen willen vertegenwoordigers die goed afstralen op de partij: kijk hoe divers wij zijn! Dat is nog onschuldig, maar de achtergrond van politici wordt soms ook onheus ingezet als stemmentrekker. Mijn informanten vonden diversiteit in de politiek belangrijk – maar ze willen geen electoraal instrument zijn.

Om telkens de juiste balans te bewaken, moeten politici de verwachtingen en ideeën van de buitenwereld actief managen. Hoe ze die missie precies invullen, verschilt. De ene politicus kiest ervoor om contact met etnische organisaties te vermijden en zich nadrukkelijk te positioneren op de inhoud. Anderen zijn losser en omarmen meer de rol van rolmodel of vertegenwoordiger. (In dit artikel vertel ik meer over deze verschillende strategieën.)

Kamervoorzitter Arib bewaakt de balans knap: zij erkent dat ze met haar achtergrond iets positiefs kan uitstralen, maar zorgt dat het vooral over de inhoud gaat. Maar niet iedereen manoeuvreert zo behendig: sommigen worstelen er danig mee dat het altijd maar weer over hun moslim-zijn of Turks-zijn gaat.

Zij zouden willen dat het gaat over wat ze doen, in plaats van wat ze zijn – iets dat mij inderdaad een verademing lijkt. Er ligt een mooie taak voor antropologen om verder bloot te leggen hoe de grote aandacht voor de vorm afleidt van het inhoudelijke democratische proces.

Door Menno van den Bos, freelance journalist en antropoloog. Menno studeerde in de zomer van 2015 af aan de VU, waar hij de master Social & Cultural Anthropology volgde.

One Comment

  1. Frits van Oosten Frits van Oosten

    ‘Daartegenover stond een even grote lading onderbuikgeluiden:

    Het Lied van de winden.

    Wij allen zijn de zonen van Poseidon,
    Bestrijken samen op zijn woord
    ‘t Kompas in zesendertig streken
    Van noorden door de zuid naar noord.

    Wij allen varen op de zeven zeeën
    En heffen onze bolle vaan
    Van pool tot pool en ook daartussen
    Van keerkring tot meridiaan!

    Wij heersen samen in vijf werelddelen,
    Wij waaien op elk continent
    Van kust tot kust en ook daartussen
    Geen plek op aard’ ons onbekend.

    Wij dragen namen zoals vorsten,
    Soms grimmig, soms ook zacht en mild,
    Soms fier en stug en soms hardvochtig,
    Soms koel, soms luchtig en soms wild!

    Sirocco, bergwind en cycloon,
    Tornado, landwind en passaat,
    Zuidwester, bora en de föhn,
    Elk heerst als vorst in eigen staat!

    Maar ach, ik ben het minste kind.
    Ik ben slechts de gelaten wind.
    Ik stuw geen branding, vul geen zeilen
    En waar ik even kom verwijlen,
    Kijkt men elkaar verwijtend aan
    En denkt: Wie heeft dat wel gedaan?

    De blizzard, en de avondwind,
    De sneeuwjacht en de windkracht acht,
    De steppewind, de wind bij nacht,
    Elk heerst uit eigen recht en macht!

    Maar ach, ik ben het minste kind,
    Ik ben slechts de gelaten wind.
    Ik knak geen bomen, buig geen riet.
    Wanneer ik aanzwel uit het niet,
    Spreekt niemand: ‘Heerlijk! Uit het zuien!’
    Men denkt slechts: ‘Dat komt van de uien.’

    De stofstorm, zandstorm en de bries,
    De poestawind en de orkaan,
    De poolwind, zefier en moesson,
    Elk kan in eigen hoogheid staan!

    Maar ach, ik ben het minste kind.
    Ik ben slechts de gelaten wind.
    Ik breng geen geur van hars en honing.
    Ik ben niet welkom in uw woning,
    ‘k Was nooit op zee of aan het strand,
    Want wie mij laat, heeft steeds het land…

Your email address will not be published. Required fields are marked *