Skip to content

Woordwaarde. De keuze van woorden en de beeldvorming over moslims in Nederland

islamophobia
CMO

Door Aalt Smienk            Waarom lezen en horen we in media vaak ‘moslimterrorisme’ en minder vaak islamterrorisme’ of ‘terroristische moslims’. En wat betekent deze keuze van de zendende partijen voor het debat over de positie van moslims in de Nederlandse samenleving? Aalt Smienk, promovendus verbonden aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie, doet onderzoek naar de beeldvorming over minderheidsgroepen in de Nederlandse pers.

Leonard Ornstein, journalist en politiek redacteur, gebruikte in ‘De klap van 11 september. Moslimterrorisme dwingt tot lastige keuzes’ het woord ‘moslimterrorisme’ in zijn ondertitel. Het essay was een bijdrage aan een bundel over vijf jaar Volkskrant-verslaglegging. Zijn bijdrage ging over journalistieke keuzes naar aanleiding van de aanslagen in de Verenigde Staten van 11 september 2001. Hij reflecteerde niet alleen op de keuzes direct na de aanslagen, maar ook op de reactie van de Verenigde Staten en op de houding van de Nederlandse regering en politiek in de daaropvolgende jaren. Aan zogenoemde terroristen of terroristische organisaties besteedde hij minder aandacht. Ornstein gebruikt de term ‘moslimterrorisme’ verder niet meer in zijn bijdrage en hij omschrijft Al Qaida één keer als een islamitische terreurorganisatie. En dat is op zijn minst opvallend. Waarom koos Ornstein, of de redactie, er dan toch voor om in de titel van het essay de woordcombinatie ‘moslimterrorisme’ een prominente plaats te geven?

Het publieke debat over de positie van moslims in de samenleving is vooral na het jaar 2000 losgebarsten. Daarbij is de rol van ‘de’ islam en ‘de’ moslims bij terroristische activiteiten steeds nadrukkelijker aan de orde gesteld middels verschillende, sterk uiteenlopende meningen. Voor de één is islam van nature gewelddadig en zijn moslims altijd tot terrorisme geneigd. Voor de ander is islam vanzelfsprekend vredelievend en sluit ‘de religie’ terrorisme uit, en de mens die zich schuldig maakt aan terrorisme verliest daarom het recht moslim te zijn. In het midden, want dat is er ook, tref je verschillende meningen die een relatie tussen islam, mensen en geweld noch als vanzelfsprekend zien, noch op voorhand willen uitsluiten.

Mijn onderzoek bestaat uit een historische vergelijking van de beeldvorming over twee minderheidsgroepen in de Nederlandse pers. Met behulp van inhoudsanalyse onderzoek ik de overeenkomsten en verschillen in de beeldvorming in Nederlandse dagbladen over joden tussen 1890 en 1910 en moslims tussen 1990 en 2013.

In het onderzoek naar de beeldvorming over moslims en islam in Nederlandse dagbladen trof ik ‘moslimterrorisme’ veel vaker aan dan ‘islamterrorisme’ of ‘islamitisch terrorisme’ of de varianten ‘terroristische islamieten’ of ‘terroristische moslims’. Maar wat betekenen die woorden eigenlijk ongeveer, en wat doen keuzes met de beeldvorming?

Moslimterrorisme: het samenvoegen van de woorden moslim en terrorisme is een bewust of onbewuste keuze die geweld (terrorisme) en een religie of leer (islam) via een aanhanger (moslim) verbindt. Hoewel moslim letterlijk de relatie met islam in zich draagt, heeft de term in de Nederlandse pers vaak een bredere culturele of etnische betekenis, zoals in de berichtgeving over de etnische zuivering in de moslimenclave Srebrenica in 1995. Mogelijk verklaart dit het veelvuldig gebruik van de term moslimterrorisme. Islamterrorisme en islamitisch terrorisme daarentegen geven explicieter weer dat de schrijver een verband veronderstelt tussen de religie en het geweld, en het dus eigenlijk groter maakt dan een eventuele individuele moslim. Ofwel, een lastige kwestie, gevoelig voor propaganda bovendien. Maar hoe zou het dan beter kunnen?

Je kunt bijvoorbeeld de hele discussie over de relatie mensen, religie en geweld buiten beschouwing laten of vermijden door de combinatie niet te maken. Je noemt de aanslagplegers terroristen of de organisatie bij de naam bijvoorbeeld Al Qaida. Maar…vermijden wordt sinds 2000 in het Nederlandse debat veelal opgevat als wegkijken, en dat doen we niet meer. Dus we noemen man en paard en combineren mens, religie en geweld. Het is daarom opmerkelijk dat juist de bekende one liner van George W. Bush: “war on terrorism” geen verwijzing naar mens en religie bevat.

Vanwege de lading die het debat over islam en terrorisme nog steeds heeft, kan een heldere woordkeuze de verschillende posities verduidelijken. Juist in een scherp debat zijn de deelnemers gebaat bij een bewuste woordkeuze. Het is jammer als deelnemers dit alleen doen uit gemakzucht of door beperkte regelruimte. Vooral beroepsmatige deelnemers zoals wetenschappers, politici, schrijver en journalisten, weten dat het juiste woord vuur trekt of voor verkoeling zorgt. In een debat waar de discussie aan de polen plaatsvindt en deelnemers vanuit hun stellingen de woordenstrijd voeren, krijgt het bewuster gebruik van woorden zoals moslimterrorisme meer waarde, misschien zelfs dubbele woordwaarde. Overigens: niet-terroristisch doet recht aan de meerderheid van alle moslims die met geweld weinig of niets van doen hebben.

Referenties
Ornstein, L. (2006). ‘De klap van 11 september. Moslimterrorisme dwingt tot lastige keuzes.’in: Tussen de regels : vijf jaar verslaglegging in de Volkskrant. Amsterdam : Meulenhof p. 145-165.

Aalt Smienk is promovendus verbonden aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

 

One Comment

  1. drs ing Henk Uijttenhout drs ing Henk Uijttenhout

    Er zijn volgens Wikipedia vele definities, maar er is ook een probleem:
    Een probleem bij het gebruik van de term ‘terrorisme’ ontstaat vaak bij politieke vrijheidsstrijd. Zo pleegden Joden in het toenmalige Brits Mandaat Palestina moordaanslagen, die echter in de geschiedenis van het latere Israël niet als terrorisme gekenschetst worden. Een berucht voorbeeld is de bomaanslag op het koning David-hotel in Jeruzalem, met zeer veel slachtoffers. Ook de moordaanslagen door Nederlanders gepleegd op bijvoorbeeld nazi’s in Nederland, tijdens de Tweede Wereldoorlog, bijvoorbeeld de aanslag op de beruchte SS-er Hanns Albin Rauter bij Woeste Hoeve, gelden over het algemeen niet als terrorisme, hoewel zij voldoen aan alle punten van de bovenstaande definities. Daarnaast is er het probleem van ‘staatsterrorisme’: terreurdaden gepleegd door een staat, zoals in nazi-Duitsland (beschreven in onder meer het boek ‘De SS-staat’ van Kogon).

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *