Skip to content

Zeven zondagen in de Polder

Door Luka Hendrickx. Begin september fiets ik voor het eerst sinds ik het veldwerk voor mijn scriptieonderzoek afrondde de Polder weer binnen. Daarmee wordt in België de streek ten noorden van Antwerpen bedoeld, waar de haven en de stad de velden en dorpskernen ontmoeten. Ik bezoek er een kerktoren die op een bedrijfsterrein in de Antwerpse haven achterbleef nadat het omliggende dorp werd gesloopt. Net als drie andere dorpen uit de omgeving moest Wilmarsdonk wijken voor de havenuitbreiding van de jaren zestig. De verkommerende 15de-eeuwse gotische toren leek decennialang een beetje verdwaald te zijn in zijn omgeving in het havengebied, een iets te opzichtige herinnering aan wat er had plaatsgevonden, maar werd het afgelopen jaar gerestaureerd. Ter gelegenheid van Open Monumentendag wordt hij nu voor het eerst door het Antwerpse havenbedrijf opengesteld voor het publiek. Ik moet denken aan de laatste pastoor van Wilmarsdonk. Toen hij na zijn aanstelling zijn nieuwe parochie bezocht, hing de sloop van het dorp al boven de hoofden van de inwoners. Hij waande zich in “Oud-België”, een “dorp waar de tijd had blijven stilstaan”. Vandaag is deze plek juist opvallend om hoezeer de tijd hier heeft ingegrepen, hoe expliciet de geschiedenis uit de omgeving is af te lezen. Achter de holtes die de oude kerkramen hebben achtergelaten lijkt van het dorpsleven dat de pastoor aantrof geen spoor meer te bekennen; ik kijk uit op stapels containers en windmolens.

Maar schijn bedriegt. Hoewel de streek door de havenuitbreiding drastisch veranderd is, heeft het lokale verenigingsleven niet aan populariteit ingeboet. De talrijke “bonden, broederschappen, fanfares” die de pastoor “fier achter vlag en wimpel” zag marcheren, hebben de straten van de Polder niet verlaten. Vandaag trekken ze er vooral op uit in het voorjaar, met het “ontwaken van de Polder”: het ganzenrijden. Het ganzenrijden is een spel waarbij een twintigtal mannen te paard onder een dode gans die aan een galg hangt rijden. Wie de kop van de gans kan trekken, wordt ‘koning’ van de vereniging, of, op de finale, ‘keizer’ van de Polder. In februari en maart bracht ik mijn zondagen door naast zo’n galg op de dorpspleinen van Stabroek, Lillo-Fort, Ekeren, Hoevenen, Berendrecht en Zandvliet. Voor het keizerrijden rijdt een enorme stoet van alle verenigingen, vergezeld van fanfares en praalwagens, langs de in ganzenthema versierde gevels van het dorp. Jong en oud, verenigingslid of gewoon inwoner, komt kijken.

Het gebruik van een echt dier wordt buiten de streek vaak als dieronvriendelijk, of erger, “barbaars”, “middeleeuws” en “achterlijk” bestempeld, maar blijft onverminderd populair. Zelfs als het ministerie Dierenwelzijn het euthanaseren van de gans voor speldoeleinden verbiedt, moet er dus koste wat kost een manier worden gevonden – van het invriezen van natuurlijk overleden ganzen tot de jacht op invasieve ganzensoorten – om het gebruik van een échte gans te behouden. De traditie onderscheidt de streek namelijk van de stad, wat, gezien de recente geschiedenis, hier in het bijzonder als urgent wordt ervaren. Voor de weerzin tegen het gebruik van een kunstgans heb ik tijdens mijn veldwerk heel wat redenen gehoord, maar het meest verhelderend vond ik wat Maarten Gabriëls, ‘de Messi van het ganzenrijden’,  tegen de Gazet van Antwerpen zei: “Het gansrijden is de klei die de polder aan elkaar houdt nadat die al zo veel dorpen verloren heeft door de uitbreiding van de haven. Neem het gansrijden weg zoals dat nu bestaat en je ontneemt de polder opnieuw iets”.

Een aantal van de overblijvende dorpen van de Polder zijn ingelijfd als stadsdistrict van Antwerpen of zijn verstedelijkt; veel ruiters werken in de haven of de stad. Toch draagt de ganzenrijder een uniform dat verwijst naar boerenkledij, rijdt hij op een ‘typische’ boerenknol die speciaal voor de gelegenheid vanuit Oost-Vlaanderen geleverd wordt, en speelt hij een spel dat gepresenteerd wordt als een eeuwenoude boerentraditie. De ganzenrijders presenteren zich dus als alles wat de stad Antwerpen niet is: niet maritiem maar agrarisch, niet stedelijk maar dorps, niet modern maar traditioneel. Terwijl de eigenlijke polders (de polderakkers) grotendeels verdwenen, nam het symbolisch belang ervan toe en werd de ‘polderse’ identiteit versterkt. Tegelijk valt op dat Antwerpse havenbedrijven en een aantal politici aanwezig zijn op en financieel bijdragen aan het ganzenrijden; het is dé gelegenheid waarop ze hun toewijding aan de streek kunnen bewijzen.

De gerestaureerde toren van Wilmarsdonk lijkt eenzelfde functie te hebben op deze Open Monumentendag. De Antwerpse havenschepen en andere Antwerpse politici laten hun gezicht zien en eerder kwam de Vlaamse erfgoedminister (intussen minister-president) Matthias Diependaele langs. De havenschepen beschreef de toren bij de opening zowel als “zichtbare herinnering aan de verdwenen polderdorpen” als een soort monument voor de uitbreiding van de Antwerpse haven, “nog altijd dé economische motor van Vlaanderen”. Zo wordt geprobeerd om de geschiedenis van de polderdorpen te verzoenen met een positieve visie op de havenuitbreiding. De restauratie en het kunstintegratieproject rond de toren, die volgens de schepen “niet uit het oog, maar wel uit het hart” was verdwenen, geven hem een plaats in de omgeving als monument dat het bevreemdende contrast van de gotische toren op een druk haventerrein moet verzachten. In een Polder-facebookgroep wordt ze alvast tegengesproken: “‘Uit het hart’ klopt letterlijk en figuurlijk niet. Ik denk dat er nog bij veel mensen een levendige, doch pijnlijke herinnering leeft”. Voorlopig blijft de toren dus toch als getuige van een wrang verleden boven de havendrukte uitsteken – en blijft derhalve de behoefte aan een eigen polderidentiteit, betwiste traditie incluis, groot.

Luka Hendrickx rondde in 2024 zijn Bachelor Cultural Anthropology and Development Sociology aan de Vrije Universiteit Amsterdam af.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *