Door Mariska van Zanten Naar aanleiding van de blog van Freek Colom-bijn, reflecteer ik, als “pas” afgestudeerde antropoloog in deze blog op de eerste baan direct na mijn afstuderen. In 2014 mocht ik mij gelukkig prijzen dat ik meteen werk vond bij een Nederlandse NGO. Ook omdat al in 2014 verondersteld werd dat je als antropoloog niet snel een passende, leuke of hoog betaalde baan zou kunnen vinden, greep ik deze kans met beide handen aan. Want de baan leek mij fantastisch en het salaris vond ik prima. Ik startte bij een NGO die zich richt op kennisuitwisseling tussen professionals op het gebied van mensen met communicatieve beperkingen.
Als projectmanager coördineer ik projecten in Zambia, Oeganda en Indonesië. Ik ben verantwoordelijk voor de ontwikkeling, implementatie en organisatie van deze projecten. Vanaf dag 1 vroeg ik mij af of ik mijn antropologische kennis en kunde wel zou kunnen toepassen binnen deze functie. Maar ik hoefde mij geen zorgen te maken: de antropologische thema’s lagen voor het oprapen. Ik bespreek er in deze blog een paar van vele: gelijkwaardigheid tussen projectpartners, eigenaarschap van een project, culturele normen en waarden.
Het ontwikkelen van projectplannen wordt samen met lokale projectpartners gedaan. Het schrijven van de projectvoorstellen wordt daarna vaak grotendeels door ons gedaan, waarbij de projectpartner meeleest. Daarna dient de lokale projectpartner het voorstel officieel in bij fondsen. Fondsen vinden het namelijk belangrijk dat de lokale partners echt betrokken zijn. Desalniettemin loopt de financiering daarna toch vaak weer via ons, zijn wij verantwoordelijk voor het budget en betalen wij de lokale projectpartner hun deel uit. Dit proces roept bij mij vragen op: Hoe liggen de verhoudingen tussen de projectpartner en mijn NGO en welke invloed heeft deze manier van werken op het gevoel van eigenaarschap? In hoeverre hebben projectpartners het gevoel dat zij het project kunnen sturen? Het gaat immers om wat zij willen bereiken. Deze vragen stel ik mijzelf regelmatig en ik laveer tussen hoe ik denk dat het zou moeten en hoe de cultuur binnen mijn organisatie nu is. Soms bespreken we deze thema’s op ons kantoor in Nederland.
Het delen van kennis is de rode draad in mijn projecten. In Nederland wordt er veel onderzoek gedaan. Er is dus recente kennis van en veel ervaring met het opvoeden van en lesgeven aan kinderen met communicatieve beperkingen. Maar hoe zorg je ervoor dat wél de kennis wordt overgedragen maar dat niet onze Nederlandse normen, waarden en kennis die van de partner overschaduwen? Hoe zorg je ervoor dat de overgedragen kennis past in de lokale context? Dat is waar onze antropologische kennis en kunde om de hoek komt kijken: door goed te observeren, luisteren en veel vragen te stellen. Vragen naar de, voor jouw gevoel, bekende weg. Want vaak blijkt dat die ‘bekende weg’ gekleurd is door je eigen verwachtingen en ervaringen en dat die weg er voor anderen heel anders uitziet.
Een praktijkvoorbeeld uit Zambia hieronder schetst een situatie waarbij ik veronderstelde dat de lokale projectcoördinatoren en ik, ons op dezelfde weg bevonden. Ik ging er dus van uit dat zij bij het selecteren van deelnemers voor een training dezelfde vereisten zouden hanteren als ik. Het tegendeel bleek waar.
De praktijk: Zambia
Een groep van 10 Zambianen zouden een training volgen om daarna voorlichting te kunnen geven aan ouders van dove kinderen. De partnerorganisatie in Zambia had deelnemers geselecteerd. Van te voren was bekend dat het lesmateriaal in het Engels zou zijn. Op de eerste lesdag zat er een groep klaar voor de training. Gedurende de week werd duidelijk dat een aantal van hen geen Engels konden lezen en schrijven, geen ervaring hadden met kennis overdragen en eigenlijk andere (hele drukke) functies bekleedden. Ik betwijfelde of de juiste mensen waren geselecteerd. Toen ik aan de lokale projectcoördinatoren vroeg hoe de selectie was verlopen, werd opeens veel duidelijk: er waren voornamelijk belangrijke personen uit hun netwerk gekozen. In het daaropvolgende gesprek stelde ik veel vragen: waarom zijn deze mensen geselecteerd? Antwoord: het is belangrijk dat zij op de hoogte zijn. Hoeveel van deze mensen zal daadwerkelijk aangesteld worden om voorlichting te geven? Antwoord: 3 van de 10. Wat kost de training dan per persoon, als er uiteindelijk maar 3 mensen aan de slag gaan? Antwoord: oh, niet aan gedacht. Hoe zorgen we ervoor dat de juiste mensen aan de training deelnemen zodat we ons doel bereiken? Antwoord: we kunnen profielen opstellen en dus anders selecteren. Hoe zorgen we ervoor dat belangrijke mensen uit jullie netwerk wel geïnformeerd worden en gerespecteerd worden? Antwoord: ze voor een aparte bijeenkomst uitnodigen. Deze aanpak schepte heel veel helderheid. We zaten weer op dezelfde weg, maar belangrijker, de weg zag er nu weer hetzelfde uit voor ons. De oplossingen werden door de organisatie zelf aangedragen, passend in de lokale context en dit droeg bij aan het gevoel van eigenaarschap over het project.
Reflecterend op mijn eerste baan na mijn studie antropologie, kan ik zeggen dat ik heel tevreden ben met de functie, het salaris en de antropologische uitdagingen. Had ik mij beter gevoeld als ik een hoger aanvangssalaris had gehad? Of als ik een steilere loopbaan had gevolgd? Misschien, maar het belangrijkste voor mij is inderdaad wat Freek Colombijn al schreef: “de afgestudeerde moet affiniteit met het ‘product’ of de dienst hebben”. Waarbij het natuurlijk meespeelt dat ik van mijn salaris een dak boven mijn hoofd moet kunnen betalen en dat ik misschien ook nog wat kan reizen. Dat dit mogelijk is heb ik inmiddels ervaren, dus ik ben nog steeds blij dat ik deze prachtige studie heb gedaan en hoop dat vele aankomende studenten zich niet laten ontmoedigen door de media en deze prachtige studie zullen volgen.
Mariska van Zanten is werkzaam bij Kentalis International als projectleider internationale projecten, waar zij werkt op het gebied van ‘disability’ en onderwijs, en als trainingscoördinator op verschillende plekken in Oost Afrika.
Hoi Mariska,
Bedankt voor je mooie voorbeeld en fijn dat het goed met je gaat. Ik heb afgelopen jaar o.a. een training academisch schrijven in Indonesie gegeven en had deels dezelfde ervaringen. Om te beginnen een ongemakkelijk gevoel dat ik hen deels vaardigheden bijbracht waar ik echt in geloof, maar deels ook internationale conventies die arbitrair zijn en aan wetenschappers uit het Zuiden worden opgelegd door machtsverschillen. Ik was dus een soort culturele tolk, maar de communicatie was wel overwegend een kant op. Ik denk dat antropologie je helpt om zulke processen beter te zien. Over de selectie van deelnemers, door de lokale organisatie gedaan, was ik heel tevreden: er was vooral gekeken naar de potentie om onderzoek te doen en daarover te publiceren en voor een groot deel bestond de groep uit enthousiaste jonge onderzoekers.
Freek
Beste Freek, bedankt voor je reactie en leuk om te lezen dat je dezelfde ervaringen hebt. Mooi vak hebben we.