Lidewyde Berckmoes doet onderzoek met jongeren in Burundi. Eind mei vonden er de gemeenteverkiezingen plaats. Tegen de verwachtingen in, leden oppositiepartijen een grote nederlaag, waarop zij zich terugtrokken uit de presidentiële verkiezingen van twee dagen geleden. Zij wilden niet deelnemen aan oneerlijke, ‘gestolen’, verkiezingen. In het land is het sindsdien onrustig. Gelaten wacht iedereen af wat de toekomst brengt. Oorlog, dictatuur, of is er toch nog kans op vrede en democratie?
Sinds kort heb ik het gevoel dat ik een vreemde ben in dit land. Ik ben mijn feeling kwijt met wat er speelt. Het begon op de dag van de start van de presidentiële verkiezingscampagne, ongeveer 2 weken geleden. Ik zat bij een Ethiopisch restaurantje met wat vrienden toen de eerste smsjes over granaataanvallen in de stad binnenkwamen.
Vier granaten: twee in populaire buitenwijken, één bij een lokale bar, één midden in het centrum voor de ingang van het luxueus hotel dat voorheen Novotel heette en nog steeds bij die naam bekend staat. Er waren gewonden, geen doden gelukkig. Sinds die avond valt er iedere avond ten minste één granaat. Vaak in de hoofdstad, maar ook elders in het land. Niemand weet echt wie erachter zit. Oppositiepartijen beschuldigen de overheid, overheid de oppositie. ‘Een onverzadigbaar fantoom’, volgens een lokale krant.
Een paar dagen later zat ik in het binnenland, in Ruyigi. ’s Avonds stuurde een Nederlandse vriendin me een bezorgd smsje om te zeggen dat ik beter binnen kon blijven, want het was erg onrustig in de hoofdstad. Er gingen geruchten over geplande aanvallen. Ze was even vergeten dat ik buiten de stad was. De Burundese collega’s met wie ik voor het avondeten in een restaurantje zat, kregen ook aan de lopende band angstige berichtjes van familieleden uit de hoofdstad. Eén dame aan tafel keek bezorgd omhoog naar een klein ruitje ongeveer 3 meter boven ons hoofd. ‘We hebben onze tafel niet zo strategisch gekozen’, merkte ze op, ‘ze zouden daar een granaat door kunnen gooien en dan zitten wij er direct onder’. Alle andere tafels waren leeg, maar niemand stond op om te gaan verzitten. Niemand leek zich te willen overgeven aan die angst.
Een week ervoor vroeg een vrouw me nog of ik niet bang was om in Burundi te zijn, een land dat net uit de oorlog komt. Ik antwoordde steevast: ‘Ik word pas bang als de lokale bevolking ook bang wordt’. Maar nu het zover lijkt te zijn, weet ik het niet goed. Moet ik nu bang zijn? Ik voel eerder een mengeling van teleurstelling en boosheid. Al weet ik niet zo goed op wie ik boos moet zijn.
Weer terug in de hoofdstad, sprak ik er met een paar jongeren uit mijn onderzoek over. Zij leken niet zo bang. Maar was dat omdat er toch niet zoveel is om zorgen over te maken, of ligt hun ‘alarmgrens’ hoger? De buitenwijken waar zij vandaan komen zijn de afgelopen decennia tenslotte zwaarder getroffen door het geweld dan de meeste andere plaatsen in het land. Ze zijn wel wat gewend. Ik herinner me dat toen ik een paar maanden geleden een jongen vertelde dat ik niet zo goed had geslapen nadat ik geweerschoten in mijn buurt had gehoord, hij merkte op dat er bij hem altijd een soort warme jeugdherinneringen opkwamen als hij dat weer eens hoorde na lange tijd.
De geruchtenmolen draait in ieder geval op volle toeren. De belangrijkste oppositiekandidaat, en tot 2008 rebellenlegerleider, is sinds een paar dagen uit het zicht verdwenen. Hij zou gevlucht zijn om in Congo weer een rebellenleger op te bouwen, of om arrest te voorkomen, of hij is gewoon op vakantie? In de populaire wijken waar ik onderzoek doe, zouden ook een aantal jongeren zijn verdwenen, wellicht om zich aan te sluiten bij de rebellen. Bovendien zouden er wapens ingezameld worden onder de ex-strijders, en een vreemde vracht zou zijn aangekomen op het vliegveld van Bujumbura. Het is moeilijk om te zeggen of deze geruchten gevoed worden door alleen angst, of ook door concrete aanwijzingen. Het gerucht dat de hoofdstad zou worden gebombardeerd op de dag van de verkiezingen, eergisteren, bleek gelukkig niet waar te zijn.
Op zijn of haar manier probeert iedereen zich een beetje in te dekken. Ik ook. Toch maar de nummers van veiligheidsexperts noteren, misschien wat extra eten inslaan, ‘s avonds wat vroeger naar huis dan anders, extra batterijen voor de radio om op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, extra krediet voor de telefoon, en misschien voorlopig even niet naar de Havana club, want, als ik het fantoom was en de expatgemeenschap wilde raken, dan zou ik daar als eerste toeslaan. Op mijn vraag hoe Burundese jongeren hiermee omgaan, antwoordde een jongeman me: ‘als het oorlog wordt, dan is het niet onze eerste keer. We zullen veel lijden, heel veel lijden. Maar we weten hoe we moeten vluchten.’ Hij probeert de situatie zo kalm mogelijk te benaderen.
Misschien ben ik toch niet mijn feeling kwijt met wat er speelt, maar is dat het precies: een onbestemd gevoel. ‘De tijd zal het ons leren,’ de frase die mij hier al tig keer is verteld, krijgt steeds meer betekenis voor me.
Lidewyde Berckmoes is promovenda aan de Afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de VU. Op het moment is ze in Burundi voor haar onderzoek naar de rol van jeugd in vredesopbouw. Op Standplaats Wereld schreef ze eerder over Burundi Bakstenen en wantrouwen, Over demobilisatie en (on)vrede en Vergeten we Burundi?
Hallo Lidewyde
Bedankt voor je impressies uit Bujumbura. Een bekend gevoel van onbehagen. Hoe gaat het daar nu? Veel succes en groet uit Goma, DRC
Jannes
Bedankt voor je reactie. In Burundi is het weer wat kalmer: onder de oppervlakte gezakt…voor nu. Succes in Goma!