Onder de spraakmakende titel ‘Tot hoe dicht bij huis mag de rot komen?’ publiceerde Sierk van Hout, ‘reisjournalist’ en lid van Transparency International, een opiniestuk in de NRC van zaterdag 27 juni. Het stuk gaat over omkoping in verre landen – met name ontwikkelingslanden – waar corruptie welig tiert. Van Hout levert een heftig pleidooi om daar als westerse reiziger niet aan mee te doen onder het mom dat het een “lokaal gebruik” of “culturele praktijk” zou zijn waaraan je niet goed kunt ontkomen. Van Hout bekritiseert een dergelijke houding die kwalijke corruptiepraktijken in stand houdt en die volgens hem wel degelijk te vermijden is met enige morele standvastigheid, met vasthoudendheid en met broodnodig geduld.
Ik ben het met Van Hout eens dat omkoping en corruptie kwalijke zaken zijn die niet zijn goed te keuren. Maar ik heb een probleem met de generaliserende tweedeling ‘ontwikkelingslanden’ en ‘Nederland’ in termen wel en niet corrupt, en de simpele vergelijking tussen ‘hier’ en ‘daar’ die wordt gemaakt in zinnen als: “Omkopen. Thuis zouden we er niet over piekeren, maar in een ver land waar we misschien nooit meer terugkomen is het de vraag of onze moraal wat oplevert.” Of: “Thuis alle vruchten genieten van een transparante samenleving en ver weg corruptie accepteren als een soort lokale folklore is dan ook niets minder dan verraad.” Los van de vraag of in alle ontwikkelingslanden corruptie en omkoping een “soort lokale folklore” zou zijn – het komt natuurlijk wel veel te vaak voor – is de aanname dat in Nederland geen corruptie zou bestaan en dat Nederlanders – in tegenstelling tot derde wereldbewoners – een correcte maatschappelijke moraal zouden hebben toch wel verbijsterend.
Inderdaad kom je in Nederland niet zo ver met het omkopen van politie, ambtenaren of docenten, maar dat betekent niet dat corruptie niet bestaat. Het speelt zich alleen grotendeels af buiten het zicht van gewone burgers die er zo minder direct last van ondervinden. Maar het bestaat wel degelijk. Bij de ‘Bouwfraude’ waren alle (grotere) aannemers en projectontwikkelaars van Nederland betrokken. Daarbij ging het niet om een paar tientjes aftroggelen van individuele burgers, maar vele miljarden van de gemeenschap. Slechts enkele bedrijven hebben een (absurd lage) boete moeten betalen, maar de leidinggevenden werden niet moreel of strafrechtelijk aangesproken. De enige die wel werd veroordeeld was de ‘klokkenluider’ Ad Bos, vermoedelijk omdat hij een weigerachtig justitieel apparaat dwong om te handelen door de schaduwboekhouding na vergeefse pogingen bij justitie aan de media aan te bieden.
De recente omkoopschandalen met bouwbedrijven en ambtenaren in Limburg zijn niet alleen een laatste hoofdstuk in een tientallen jaren durende frauduleuze ‘cultuur’ maar duiden ook erop dat de problemen in de bouw nog lang niet overwonnen zijn. In Amsterdam wordt regelmatig met enig detail bericht over de ‘verstrengeling’ van onder- en bovenwereld in de vastgoedhandel, en over witwassing door transacties waarbij ‘respectabele’ beroepsgroepen als bankiers en notarissen nauw zijn betrokken.
In de VS werd de frauduleuze belegger Bernie Madoff tot 150 jaar cel veroordeeld. In Nederland werd Cor Boonstra, oud-topman van Philips, vrijgesproken van handel met voorkennis. Nina Brink, berucht om de frauduleuze beursgang van World Online, werd niet vervolgd. Cees van der Hoeven, oud-topman van Ahold, kreeg wegens valsheid in geschrifte welke vele ‘kleine aandeelhouders’ voor miljarden in spaarcenten kostte een boete waar de man smakelijk om zal hebben gelachen. Vaak wordt door het OM in dergelijke zaken niet vervolgd, of vinden aanklagers of rechters dat daders al “genoeg gestraft” zijn door de maatschappelijke aandacht. Kortom, in Nederland is het beleid dat fraude en corruptie op hoog niveau moet kunnen, want niemand is echt of direct verantwoordelijk, en niemand lijkt echt de dupe – maar de slachtoffers zijn wij allemaal, als belastingbetalers van de BV Nederland.
Het is dus de vraag hoe je corruptie en transparantie definieert. De voorbeelden hierboven betreffen corrupte praktijken die in principe strafbaar zijn, maar als er iets duidelijk is geworden uit de huidige economische crisis dan is het wel dat er blijkbaar ook iets bestaat als ‘legale corruptie’ – juridisch legaal maar moreel illegitiem. Ik heb het dan over het feit dat de topmensen van beursgenoteerde bedrijven en financiële instellingen als banken en verzekeraars deze bedrijven als hun persoonlijk eigendom beschouw(d)en waarmee onverantwoorde risico’s werden genomen om de winstmarge kortstondig en kunstmatig te verhogen om hoge bonussen en optiepakketten te toucheren of verzilveren. De financiële gevolgen van deze ‘legale’ handelingen gaan ons voorstellingsvermogen te boven, niet alleen in het ‘noorden’ maar ook in armere landen.
Tenslotte nog een opvallend verband dat door te weinig mensen wordt gelegd en dat meer gewicht in de schaal legt dan de declaratie van een zonnebril door Wouter Bos. De afgelopen 20 jaar heeft een heftig neoliberaliserend Nederland onder de paarse regeringen en de kabinetten Balkenende in rap tempo allerlei publieke, door de staat geregelde of gereguleerde, taken afgestoten, geprivatiseerd en aan de ‘marktwerking’ onderworpen. Dat geldt voor vervoersbedrijven, energievoorziening, gezondheidszorg en –verzekering, post en telecommunicatie, sociale woningbouw, delen van het (hoger) onderwijs, enz.
Het gevolg is dat hele maatschappelijke sectoren buiten het bereik van politieke (publieke) besluitvorming zijn geplaatst, zodat de inkomens en bonussen van de nieuwe ‘topmanagers’ hun eigen dynamiek volgen. Het toeval wil nu dat een zeer groot deel van die topmanagers die qua inkomen ver boven de ‘balkenbende-norm’ zitten voormalige politici zijn. Deze ex-ministers en voormalige parlementariërs hebben eerst besloten om deze maatschappelijke organisaties te privatiseren, en daarna – na een decent interval, zoals dat zo mooi in het Engels heet – de financiële vruchten ervan mogen plukken. Toeval?
Toeval bestaat niet, en ook politici denken na over de toekomst, vooral hun eigen toekomst. Het is naïef om een dergelijk patroon toeval te noemen, maar we noemen het in Nederland geen corruptie, ook al gaat het om vele miljoenen en miljarden gemeenschapsgeld. Als we hetzelfde echter in Kenya zouden tegenkomen, zouden we onmiddellijk met ons wijsvingertje gaan zwaaien, zoals Sierk van Hout. Maar de rot zit niet alleen ver weg, het zit ook in onszelf.
Door Oscar Salemink, Hoogleraar op de afdeling Sociale en Culturele Antropologie (VU), gespecialiseerd in etniciteit, religie en ontwikkeling (met name in Vietnam).
[…] Salemink is Professor in Social and Cultural Anthropology at VU University. He wrote ‘Hoe dicht bij huis zit de rot? Over corruptie ver weg en dichtbij’ on Standplaats […]
[…] Salemink, Professor in Social and Cultural Anthropology at VU University. He wrote ‘Hoe dicht bij huis zit de rot? Over corruptie ver weg en dichtbij’ on Standplaats Wereld. He is currently living in Taipei, […]
[…] Antropologie aan de VU. Eerder schreef hij ‘Hollandse blues en de Taipei Times’ en ‘Hoe dicht bij huis zit de rot? Over corruptie ver weg en dichtbij’ op Standplaats […]
[…] Wereld ‘Holland Days in Tainan,’ ‘Hollandse blues en de Taipei Times’ en ‘Hoe dicht bij huis zit de rot? Over corruptie ver weg en dichtbij’ op Standplaats […]