door
Hij gaat tegenwoordig door het leven als de man van de glossy Mohammed-magazine, die deze zomer in de winkels ligt. Initiatiefnemer en hoofdredacteur van de Moslimkrant was op 4 mei te gast bij het televisieprogramma Pauw. De Nederlands-Marokkaanse Brahim Bourzik mocht samen met televisiejournalist Tom Kleijn en PVV-dissident Joram van Klaveren (nu VoorNederland, VNL) zijn zegje doen over de schietpartijen in Dallas (Texas, USA). Daar vielen twee doden tijdens een zogenoemde ‘anti-islambijeenkomst’, waar de American Freedom Defense Initiative cartoons van de profeet Mohammed toonde, met een prijzengeld van tienduizend dollar voor de winnaar. PVV-leider Wilders was een van de sprekers. Tijdens de schietpartij had hij het gebouw al verlaten. Wat betreft de toelaatbaarheid van Mohammed-cartoons benadrukte Bourzik meerdere malen dat je het daar niet mee eens hoeft te zijn, maar “het moet wél kunnen”. Een liberaal standpunt? Welnee, zo gingen mensen los op media als Twitter en GeenStijl: Bourzik doet aan “damage-control”. Kortom, de ‘linkse media’ hadden weer eens een podium gegeven aan de zoveelste islamitische wolf in schaapskleren.
Het is een discussie die de laatste tijd, zeker sinds de opkomst van Islamitische Staat (IS), vaak opduikt: waar zijn de ‘liberale moslims’ en moeten zij wel of niet publiekelijk afstand nemen van hun ‘extremistische’ broeders en zusters? Nog los van het gegeven dat het binaire ‘liberaal’ versus ‘extreem’ (‘wij’ versus ‘zij’) nogal een essentialistische benadering van de werkelijkheid is, is hier iets vreemds aan de hand. Ten eerste, áls zogenoemde liberale moslims zich al roeren in de media worden zij vaak met wantrouwen bejegend door (veelal) niet-moslims, zoals hierboven geschetst. Ten tweede nemen wetenschappers zoals antropologen, godsdienstsociologen, islamologen en andere ‘islam-deskundigen’ inderdaad regelmatig stelling tegen deze versimpeling van de werkelijkheid. Snelle, populaire media doen volgens hen aan soundbites en de langzame, genuanceerde wetenschap doet aan diepe, integere enerzijds-anderzijds-duiding. Wetenschappers (‘wij’) zijn dus beter dan ‘zij’ (media). Maar is dat wel zo?
Een illustratie van het tweede punt. Zelf ben ik opgegroeid in de zogeheten Bible Belt, de Bijbelgordel, een geografische band over Nederland van plaatsen waar veel orthodox-protestantse mensen wonen: de Zwarte Kousen. Stel, ik – als niet-christen – doe antropologisch onderzoek naar christenen in Nederland. Als respondenten selecteer ik louter Zwarte Kousen. Op basis van mijn onderzoek en veldwerk trek ik algemene conclusies over ‘christenen en christendom in Nederland’… In dat geval vrees ik dat velen – zo niet iedereen – gehakt maken van mijn noeste arbeid. Er bestaat immers een breed spectrum aan christenen in Nederland: van (inderdaad) Zwarte Kousen die de Bijbel letterlijk nemen, swingende evangelischen, tot zij die ‘er niets mee doen’.
Maar wat gebeurt er in veel wetenschappelijk onderzoek naar ‘moslims in Nederland’? Juist, een onderzoeker selecteert zijn respondenten op basis van oppervlakkige kenmerken qua zogenaamde ‘vroomheid’. Een dame met een grote hoofddoek die vijf keer per dag bidt en jaarlijks vast, telt als moslima en mag mee in het onderzoek. Een dame die een wijnbar opricht – zoals vorig jaar in Rotterdam gebeurde – doet ‘iets wat niet mag volgens de islam’ en is dus geen goed onderzoeksmateriaal, zo bepaalt de onderzoeker. Enkele (kwantitatieve) voorbeelden: het rapport Moslim in Nederland (2012) van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het recente werk van professor Ruud Koopmans, die ongeveer driekwart van zijn respondenten liet beweren dat ze de regels van de Koran belangrijker vinden dan de Grondwet. Een andere valkuil is dat een onderzoeker alles wat een goedgekeurde moslimrespondent doet in zijn of haar leven in veel gevallen aan islam relateert. Om precies deze reden – een tunnelvisie op islam van een onderzoeker – rollen er dikke proefschriften en andere ‘genuanceerde’ boekwerken van de persen die naar mijn mening totaal geen representatief beeld schetsen van de moslimgemeenschap in Nederland.
Om met de woorden van de van oorsprong Finse antropoloog Samuli Schielke te spreken: “There is too much Islam in the Anthropology of Islam.” (2010) Ofwel, veel onderzoekers vergeten dat niet alle moslims vrome belijders en/of activisten zijn. Als zij dat wel zijn? Dan heeft veel van wat zij in hun leven doen nog steeds geen bal met islam te maken. Dat zeggen ze zelf. En het is aan de media, de wetenschap en eigenlijk iedereen om dat te geloven.
Heleen van der Linden studeerde Midden-Oosten Studies (track: Turkish Studies) aan de Universiteit Leiden. Daarna werkte zij o.a. op de Opinieredactie van NRC Handelsblad en als editor en event coordinator bij het Leiden University Centre for the Study of Islam and Society (LUCIS). Momenteel doet zij promotieonderzoek aan de Vrije Universiteit, afdeling Sociale en Culturele Antropologie, naar manieren waarop islam vorm krijgt in Nederland.